De vijf van Sylvia Vanden Heede

'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: schrijver en Vos en Haas-bedenker Sylvia Vanden Heede.

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

1. ‘De scheepsjongens van Bontekoe’ – Johan Fabricius, ill. Dick De Wilde

‘Tiny vond ik vroeger maar niets, en die dolle tweeling: wat een giecheltrienen! Dan las ik liever de spannende jongensboeken van mijn broers – ik kreeg uiteindelijk vijf broers. Ik schijn een nogal schuw kind geweest te zijn, maar in mijn verbeelding kon ik niet genoeg avonturen beleven. Van mijn tiende tot mijn twaalfde had ik zelfs een fantasiepaard, Bliksem, waarmee ik naar school draafde. Onbegrijpelijk dat mijn broer, die van mij de denkbeeldige hengst Donder had gekregen, stopte zodra er een vriendje langsfietste…’

‘Mijn vader, die zelf veel las, nam me vanaf mijn negende mee naar het bibliotheekje van Zwevegem. Daar werd mijn wereldje geopend, dankzij verhalen als De scheepsjongens van Bontekoe, gebaseerd op een verslag van de gelijknamige schipper van de Verenigde Oostindische Compagnie. Die ligt vandaag enorm onder vuur, wat ik even eenzijdig vind als de kijk van de specerijenvaarders destijds. Soit. Als kind blies het me van mijn sokken: drie scheepsjongens die eerst vastzaten in het ijs van wat nu het IJsselmeer is, verre eilanden verkenden en af te rekenen kregen met tijgers en piraten. Dankzij de gedetailleerde schrijfstijl voelde en rook ik alles, en daarin schieten films voor mij altijd tekort ten opzichte van boeken.’

‘In Bontekoe vergrootten de zwart-wittekeningen nog de kracht. Ik zag direct dat een jongen zachter vlees had dan zijn vader of dat mensen door- en doornat waren – en dat met enkele pennentrekken. Ik tekende zelf graag, en voor de boeken waarvan ik het moeilijkst afscheid kon nemen, bedacht ik sequels. Zo schreef ik mezelf eens de middeleeuwen in, de historische periode waarover ik nog altijd het liefst lees.’

“Als kind blies het me van mijn sokken: drie scheepsjongens die eerst vastzaten in het ijs van wat nu het IJsselmeer is, verre eilanden verkenden en af te rekenen kregen met tijgers en piraten.”

2. ‘In de ban van de ring’ – J.R.R. Tolkien

‘Als anglofiel heb ik een zwak voor de landschappen, cottages en gezellige gebruiken van het oude Engeland. Die cosiness vond ik ook in Midden-aarde, J.R.R. Tolkiens hele eigen, sfeervolle wereld. Frodo, die kleine hobbit die altijd terugverlangt naar zijn zeteltje, moet echter de boze wereld gaan trotseren om de ring van het kwaad te vernietigen en zo zijn volk van de ondergang te redden.’

‘Terwijl ik het las, rond mijn 22ste, voelde ik zoveel suspense dat ik bijna niet naar de wc durfde, in die donkere gang van het Leuvense internaat waar ik samenwoonde met mijn man – ik ben getrouwd toen we nog studeerden. Hij verslond toen sciencefiction en fantasy, genres die ik nu niet meer lees. Tolkiens trilogie is een uitzondering omdat – alweer anders dan in de verfilmingen – ze niet draait om gevechten, maar om thema’s als vriendschap, volharding en verlossing. Sméagol, die door de ring helemaal gedegradeerd is, sterft uiteindelijk in het hellevuur, maar Frodo, die de ring kon afstaan en zichzelf opofferde, redt het wel. Het is wat Jezus letterlijk zei en deed: wie zijn leven wil verliezen, zal het winnen – Tolkien was een devoot katholiek.’

‘Hij vat ook perfect dat ons leven een constant gevecht is tussen de witte en zwarte hond. Iemand als Herman Koch, van wie ik onlangs heel graag Een film met Sophia heb gelezen, is cynischer. Hij schrijft wel raak – ik denk bij hem vaak: “Zo is het precies!” – maar zelf voel ik veel meer mededogen met mensen. Dat is ook de ellende van een goed boek: de personages zijn voor mij zo echt dat de minste vorm van wreedheid tegenover hen me oprecht schokt.’

“Sciencefiction en fantasy zijn genres die ik nu niet meer lees. Tolkiens trilogie is een uitzondering omdat ze niet draait om gevechten, maar om thema’s als vriendschap, volharding en verlossing.”

3. ‘Zoete mond’ – Thomas Rosenboom

‘Pas op, ik hou van een beetje tragiek. Waarom? Omdat ik graag blèt, zeker? Dat zei mijn moeder al toen ik als kind niet kon stoppen met wenen om de dood van de goede ridder in Het Zwaard van Ardoewaan (de BRT-jeugdserie uit 1972, red.) of die van het aapje in Hector Malots klassieker Alleen op de wereld. Grote emoties blijven me aantrekken in verhalen. Op dit moment lees ik met toegeknepen billen Ik ben er niet van Lize Spit, waarin haar hoofdpersonage door een psychose de pedalen verliest. En laatst ging ik in Amsterdam kijken of het echt bestaat, het huisje dat de man in Thomas Rosenbooms Publieke werken weigert te verkopen, maar waar hij uiteindelijk uit het raam valt.’

‘In Zoete mond, een recenter boek van de auteur, komt er in een onbestaand jaren 60-dorp eindelijk een verzoening tussen een eigenaardige dierenarts en de jonker die hem erg op de zenuwen werkt – vooral omdat de vrouw waarop de eerste een oogje heeft die adellijke Jan de Loper wel interessant vindt – en net dan sterft de Loper. Waarop Roosenboom in zijn filmische stijl beschrijft hoe de dierenarts, die buitenstaander, verslaafd aan wijn versterkt met paardenverdoofmiddel, zijn rugzak pakt en begint te rennen. Als lezer hoor je de sneeuw onder zijn zolen knarsen en ga je een laatste keer op in zijn gevoelswereld.’

‘Een andere onvergetelijke scène is die waarin naast hem in de rivier de beloega zwemt die aan het begin van het boek stroomopwaarts het land in trok. Ik heb veel bewondering voor schrijvers als Rosenboom die complexe verhaaldraden kunnen samenweven zonder in de knoop te raken – zelf ben ik niet zo sterk in plots.’

“Ik heb veel bewondering voor schrijvers als Rosenboom die complexe verhaaldraden kunnen samenweven zonder in de knoop te raken.”

4. ‘Andermans huid’ – Anton Koolhaas

‘Mijn moeders devies was het West-Vlaamse ‘Niet trunten!’. Ze was jong halfwees geworden en het klikte niet met haar stiefmoeder. Gelukkig was er haar tante met een boerderij, waar ik als kind ook mocht logeren en van de dieren genoot. Thuis kreeg ik een kanarietje, later twee hamsters en een goudvis, ik hield slakken en een Duitse herderspup – die slecht opgevoed was en me op een dag kapotbeet. Maar dieren bleven mijn grote liefde. Ik las en wist er alles over. Mijn eigen tweede boek ging meteen over de parkiet en cavia die ik toen, rond mijn 25ste, had, mijn volgende bundel, Katers jagen ’s nachts, over mijn kat. En toen las ik Anton Koolhaas, die on-ge-loof-lijk goed vanuit het dier zelf vertelt en me inspireerde om over random wilde dieren te schrijven, zoals eenden – Wok van de Wilden vind ik nog altijd mijn beste dierenboek.’

‘Koolhaas durfde ook veel meer met taal dan ik, waardoor hij me in feite bevrijd heeft, ook voor Vos en Haas. Hij gebruikte geestige zinnetjes als: “Dat vette varken kan niet door de puntenslijper”. Of opzettelijk archaïsche passages als: “Frederick was een gehaat konijntje. Reeds zijn simpele verschijning in de kring deed de andere konijnen hun humeur verliezen, want konijnen houden niet van hooghartigheid en deze eigenschap bezat Frederick in hoge mate’.” Zijn taal heeft een Elsschotiaanse helderheid, al kan ik ook het barokke van iemand als Streuvels smaken. In De vlaschaard ben ik wel gestopt toen ik zag dat het met de jongen slecht afliep – ik heb zelf drie dochters en een tienerzoon. Jammer genoeg is de tijd waarin ik hen instopte met een Bijbelverhaal voorbij.’

“Dieren waren mijn grote liefde. Ik las en wist er alles over. Mijn tweede boek ging meteen over mijn parkiet en cavia, en mijn volgende bundel over mijn kat. Toen las ik Anton Koolhaas, die on-ge-loof-lijk goed vanuit het dier zelf vertelt.”

5. ‘Bijbel’

De Bijbel is het eerlijkste boek dat ik ken. Het beschrijft de mensen precies zoals ze zijn: met het goede én het kwade, met de gebroken beloftes én de vergeving. Als grijze zielen, zoals Philippe Claudels roman treffend heet. Hij is een van mijn lievelingsauteurs omdat hij ons, net als Meir Shalev trouwens, als kwetsbare wezens portretteert, maar de traditie van de Bijbel wortelt natuurlijk nog veel dieper. Daarnaar kreeg ik heimwee rond mijn veertigste. Ik was niet langer evangelisch en was zoekende, zeker na mijn twee scheidingen – hoofdstukken waarop ik niet trots mag zijn – maar in de katholieke liturgie vond ik terug rust. Duizenden jaren geleden al klonk het in Prediker, voor mij de aangrijpendste Bijbeltekst: “Wat zal komen, is er altijd al geweest.” Of: “Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten.” Yolo!’

‘Ik neem nu elke dag mijn vitamientjes via de app Dagelijks Bijbelcitaat, om niet enkel de sappige, spannende passages te lezen. Want anders dan wat velen met de godsdienstles associëren, is de Bijbel een heel gevarieerd boek, dé inspiratiebron bovendien van enorm veel kunst, van Rubens tot Arvo Pärt. De teksten zijn ook iets anders dan de feilbare priesters of paus over wie velen nu zo verontwaardigd zijn. Ik kan hier de discussie niet voeren, ik kan alleen zeggen dat ik geloof dat het al eeuwenlang ingebakken godsverlangen niet zomaar zal verdwijnen. Net zomin als de Bijbelteksten. Vind in de huidige warboel van botsende, constant veranderende meningen maar eens iets blijvends. Daarom: de woorden van God zijn mijn richtsnoer, en zullen dat blijven.’

“Anders dan wat velen met de godsdienstles associëren, is de Bijbel een heel gevarieerd boek, dé inspiratiebron bovendien van enorm veel kunst, van Rubens tot Arvo Pärt.”


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest