De vijf van Mark Tijsmans
'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: schrijver Mark Tijsmans.
door Katrien Steyaert
Soms gaat Mark Tijsmans al om acht uur naar bed zodat hij in de knusse rust van zijn slaapkamer nog lang kan lezen. ‘Het is zeker geen vlucht uit de wereld, die vind ik best gezellig, ik verlies me gewoon té graag in een meeslepend verhaal.’
1. ‘De gebroeders Leeuwenhart’ – Astrid Lindgren
‘Als kind had ik vrij snel door dat ik geen sportman was zoals mijn vader en twee broers, maar ze gaven me nooit het gevoel dat ik minder was. Integendeel, ik had een geweldige jeugd waarin ik nieuwsgierig op zoek ging naar fantasie en humor. Ik liep de bib plat, al had ik er een haat-liefdeverhouding mee, want telkens ik een geweldig boek ontdekte, wilde ik dat natuurlijk houden.
Zo’n absolute lieveling was De gebroeders Leeuwenhart. Ik moet eigenlijk zeggen ‘is’, want het blijft voor mij behoren tot het allerbeste dat ooit geschreven is. Dat zit hem vooral in de prachtige bewoordingen en de emoties. Als de hoofdpersonages – twee broertjes die elkaar door dik en dun steunen – gescheiden raken, maar elkaar later terugzien, ben ik even dolgelukkig als zij.
Lindgren is vooral waanzinnig goed in benoemen wat heel moeilijk te benoemen valt. Jonathan en Kruimel krijgen op het eerste gezicht te maken met ridders en draken, maar eigenlijk is dit een verhaal over sterven en afscheid nemen. Dat spreekt Lindgren natuurlijk niet letterlijk uit. Ze heeft het subtiel over een andere wereld waar de jongens naartoe gaan, waardoor het verteerbaar is voor kinderen. Tegelijk neemt ze die serieus, en dat is zo belangrijk. Lindgren schrijft dat de broertjes onprettige, zelfs pijnlijke dingen moeten doormaken. Die gebeuren ook opnieuw en opnieuw, zoals in het echte leven. Als ik zelf in klassen voorlees uit mijn boek Fort Fiktori zeg ik het ook: “Ik kan niet beloven dat dit oorlogsverhaal grappig is, misschien is het zelfs droevig, maar dat betekent niet dat het niet waar en mooi kan zijn”.’
“'De gebroeders Leeuwenhart' blijft voor mij behoren tot het allerbeste dat ooit geschreven is. Dat zit hem vooral in de prachtige bewoordingen en de emoties.”
2. 'Koning van Katoren' - Jan Terlouw
‘Ik ben altijd bang als kinderen mijn boeken op school móeten lezen, maar dankzij Koning van Katoren weet ik dat die verplichting een verpletterende ervaring niet uitsluit. Het boek stond in mijn eerste middelbaar op de lijst en sloeg in als een bom. Het gaat over een jongen die koning wil worden, maar daarvoor bijna onmogelijke opdrachten krijgt van een stelletje ministers dat aan de macht wil blijven. Wat een spannend, fantasierijk avontuur.
Maar onder die eerste ‘kinderlaag’ zit zoveel meer, ontdekte ik toen ik het als volwassene herlas – dat doe ik geregeld met mijn topboeken. Terlouw kaart milieuvervuiling, geluidsoverlast en andere thema’s die hem als D66-politicus bezighielden aan, maar zonder het er te dik op te leggen. Ik probeer zelf altijd eventuele zedenlessen te temperen en zal nooit expliciete probleemboeken schrijven. Maar je kunt veel kwijt in boeken als je het op Terlouws creatieve manier doet. Zo staat het hoofdstuk over de schuifelende kerken voor de clash van geloofsovertuigingen, maar hij neemt die letterlijk en laat de kerken tegen elkaar botsen. Waw, dacht ik, zo slim en speels, zo wil ik ook boeken maken. Het zorgt ervoor dat je verhalen generaties lang blijven leven. Ik heb mijn petekindjes altijd gezegd dat ze Koning van Katoren moesten lezen. Ze mochten een van mijn drie versies lenen, maar moesten ze terugbrengen, zeker mijn gesigneerd exemplaar – ik stond voor niemand in de rij behalve als elfjarige voor Terlouw. Al zijn werk komt binnenkort in een grote boekenkast in mijn nieuwe schrijfkamer. Ik kijk er nu al naar uit om daar te werken.’
“Ik ben altijd bang als kinderen mijn boeken op school móeten lezen, maar dankzij 'Koning van Katoren' weet ik dat die verplichting een verpletterende ervaring niet uitsluit.”
3. ‘De appels bloeien’ – Olaf J. de Landell
‘Ere wie ere toekomt: De appels bloeien was het eerste verhaal dat me hardop deed lachen. Ook dat werd een mijlpaal én een streefdoel in mijn eigen werk. De Landell was een flamboyante Nederlander, al in de jaren 50 openlijk homo, die even bombastisch en zwierig schreef als hij zelf was.
Precies door die luchtigheid houdt een mens het vol, bedacht ik me, toen ik als puber dit boek las. Want hoofdpersoon Coenraad Borgh van Wynendael krijgt veel zware, verdrietige momenten te verwerken. Hij is wees en wil danser worden, maar de drie zure tantes die hem opvoeden willen zijn artistieke ambities eruit rammen. De weinige mensen die hem begrijpen, zoals een huisleraar die hem als goede pedagoog aanmoedigt, worden meteen buitengegooid. Toch trekt Coenraad zich tijdelijk aan hem op, net als aan zijn vriendschap met de zoon van de chauffeur. De volkse jongen kan niet meer van hem verschillen, wat leidt tot zeer geestige misverstanden, maar ook tot momenten van warmte. Het mooie is dat Coenraad uiteindelijk danser wordt, trouwt met een filmster én dat een van die tantes inziet dat ze fout is geweest.
Ik herkende natuurlijk Coenraads artistieke ziel, maar anders dan hij mocht ik die ten volle ontplooien. Op mijn elfde zei ik tegen mijn ouders dat ik stopte met atletiek en mocht ik dictie, voordracht en toneel volgen. Ik kreeg rond die tijd ook boeken van mijn oma, die overleed, helaas nog maar 58 jaar oud. Ze was een echte lezer, vooral dol op Agatha Christie, maar het is haar intussen tot op de draad versleten boekje van de Landell dat ik het meest koester.’
“Ik herkende Coenraads artistieke ziel, maar anders dan hij mocht ik die ten volle ontplooien. Op mijn elfde zei ik tegen mijn ouders dat ik stopte met atletiek en mocht ik dictie, voordracht en toneel volgen.”
4. Allemaal willen we de hemel - Els Beerten
‘Vroeger liet mijn moeder haar vijf kinderen nooit gaan slapen zonder dat ze ons had voorgelezen en vandaag wisselen zij en ik nog altijd leestips uit. Zo raadde ik haar Allemaal willen we de hemel aan en ze was er even kapot van als ik. Ze vertelde toen ook dat haar moeder altijd afgaf op collaborateurs, en dat die in 1940 was achtergelaten door de familie bij wie ze diende. Die mensen waren op de vlucht naar Frankrijk, maar duwden rond Kortrijk mijn oma uit de auto. Daar stond ze: alleen, op onbekend terrein, achttien jaar oud. Niet moeilijk dat ze voor de rest van haar leven spuwde op de oorlog en ‘foute mensen’, maar wat is fout en wat is goed, en in hoeverre wordt dat bepaald door wie de oorlog wint?
Precies de vraag stelt Els Beerten in haar terecht meermaals bekroonde roman over een jonge oostfronter. Pas op, je krijgt geen antwoord, het wordt zelfs alleen complexer, maar net daarom is dit boek zo magistraal: het laat je inzien dat er geen morele lijn is, enkel een grote, grijze zone.
Ik ben er dan ook heilig van overtuigd dat dit soort psychologisch uitgediepte en meeslepend geschreven fictie jongeren én volwassenen veel meer leert dan een droge geschiedenisles. Ik vroeg me bij Ward alleszins af hoe ik als zeventienjarige gereageerd zou hebben mochten mijn leerkrachten me gepusht hebben om te gaan vechten. Bovendien heeft Beerten het lef om de ontknoping van dit dikke boek uit te stellen tot de allerlaatste bladzijden – ook daarvoor: applaus! Toen ik haar op de Boekenbeurs ontmoette, heb ik gezegd dat ik absoluut wil meespelen als er ooit een verfilming komt.’
“Ik ben er heilig van overtuigd dat dit soort psychologisch uitgediepte en meeslepend geschreven fictie jongeren én volwassenen veel meer leert dan een droge geschiedenisles.”
5. 'De jongen die zijn vader zocht' - John Boyne
‘Ik prijs mij heel gelukkig dat ik van mijn hobby mijn beroep kon maken, dus ik vind het in deze wereld best gezellig en plezierig. Lezen is dan ook geen vlucht. Ik vind het gewoon zo meeslepend en verrijkend dat ik soms al om acht uur naar bed ga, zodat ik in de rust van mijn slaapkamer nog heel lang in een verhaal kan verdwijnen. Ik ben alleen en woon alleen, dus ik stoor er niemand mee.
Ik hoef er achteraf ook niet per se over te babbelen, behalve natuurlijk als ik de schrijver kan ontmoeten. Zo had ik in 2008 een heel tof gesprek met John Boyne, van wie ik de bestseller De jongen in de gestreepte pyjama (uit 2006, red.) had gelezen. Maar De jongen die zijn vader zocht (uit 2013, red.) vind ik nog beter omdat het mystieker en kwetsbaarder is.
Hoofdpersoon Alfie is vijf in 1914. Zijn vader vecht aan het front, maar als die jaren wegblijft, gaat hij hem zoeken. Hij weet niet dat zijn omgeving wanhopig probeert te verstoppen dat de man in het krankzinnigengesticht is beland. Het zit hem hier dus niet in de actie of het geweld, maar in de psychologie en de details. Boyne demonstreert ook prachtig de truc die ik zelf graag toepas: een fictief personage in een waargebeurde setting droppen. Daardoor kun je je net iets meer permitteren – zoals gesprekken weergeven waarvan we weten dat die hebben plaatsgevonden, maar niet hoe ze precies klonken – en zo de geschiedenis net iets levendiger maken. Wie weet kunnen we zo de volgende generaties blijven confronteren met dé vraag: hoe kon het tot die vreselijke oorlogen komen, en wat doen we om ze in de toekomst te vermijden?’
“Boyne demonstreert prachtig de truc die ik zelf graag toepas: een fictief personage in een waargebeurde setting droppen. Daardoor kun je je net iets meer permitteren.”
Deel dit artikel: