De vijf van Elvis Peeters

'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: schrijverskoppel Elvis Peeters.

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

1. ‘Het uur U’ – Martinus Nijhoff

Jos: ‘Vijftig jaar na datum zie ik nog altijd de sneeuw opstuiven in Herman Gorters gedicht ‘Toen bliezen de poortwachters op gouden horens’. We discussieerden er een uur lang over met onze leerkracht Nederlands, mevrouw Nauwelaerts. Ook toen onze leraar Duits met “Todesfuge” van Paul Celan kwam aandraven, was ik onder de indruk. Dat taal zoveel kan oproepen, zelfs het onbenoembare: dat vond en vind ik prachtig. Het ligt voor mij dichtbij muziek, en het zijn niet toevallig ritmische dichters als Van Ostaijen die me hielpen om songteksten te schrijven.’

‘Ook een traditionalist als Martinus Nijhoff droeg bij, omdat hij me deed inzien dat je geen rijmelarijen of wollige sonnetvormen nodig hebt om diepere dingen te zeggen. Het beste voorbeeld vind ik zijn lange gedicht Het uur U, over een zomerdag in een doodstille straat. Een vreemdeling komt voorbij en voor de bewoners lijkt de tijd te vertragen, zelfs iets te veranderen. Zo ziet de rechter in dat zijn uitspraken niet altijd rechtvaardig zijn – iets dat ik pas doorhad toen ik het onlangs herlas. Met veel plezier trouwens.’

‘Als puber was ik vooral enthousiast over de taal en de magisch-realistische sfeer, die me deed denken aan Hubert Lampo. Ik haalde dat allemaal uit de schoolbibliotheek, want thuis op de boerderij werden vooral kranten gelezen. Het waren een paar goede leerkrachten die me lieten kennismaken met literatuur.’

Nicole: ‘Ze triggerden je misschien ook omdat je ouder was.’

Jos: ‘Ik heb inderdaad acht jaar over mijn humaniora gedaan. Maar ik was al vrij jong vatbaar voor de magie van poëzie. Ik ben ook dromeriger dan Nicole, rapper meegepakt.’

“Jos: Dat taal zoveel kan oproepen, zelfs het onbenoembare: dat vond en vind ik prachtig. Het ligt voor mij dichtbij muziek, en het zijn niet toevallig ritmische dichters als Van Ostaijen die me hielpen om songteksten te schrijven.”

2. ‘Zomeravond halfelf’ – Marguerite Duras, vert. Ernst van Altena

Nicole: ‘Wat in mijn hoofd het meest vonken geeft, is het contrast tussen karige, zelfs onderkoelde taal en de onmiddellijkheid waarmee een schrijver me in een fictieve wereld zet. Niemand doet dat beter dan Marguerite Duras. Mijn Frans is te slecht om haar originele romans te lezen, maar ik verslind alles wat vertaald is, al sinds ik twintig was. Een boek als De pijn doet me bij elke herlezing nog écht zeer. Ik maakte zelf nooit een oorlog mee, wachtte nooit op iemand die van het front moest thuiskomen, maar Duras laat me de beklemming perfect begrijpen, vooral door haar taal. Tegelijk laat ze me als lezer genoeg interpretatieruimte.’

Jos: ‘Ook ons schrijven vertrekt vanuit de vraag: hoe verwoordt een personage zijn of haar wereld, eerder dan dat we alles tonen of psychologiseren. Van de auteurs die ik bewonder, steel ik sowieso met mijn ogen.’

Nicole: ‘Soms voel ik aan Jos’ teksten direct dat hij Beckett of Krasznahorkai aan het lezen is, maar daarna kneden we het altijd tot iets eigens. Het is natuurlijk de kip of het ei: lezen we Duras omdat we even direct, maar suggestief proberen te schrijven, of zette zij ons daartoe aan?’

‘Hoe dan ook: een boek als Zomeravond halfelf begin ik te lezen in de schaduw van mijn tuin en amper twee zinnen later zit ik middenin een Spaans onweer, samen met een vrouw met een gigantisch drankprobleem die op reis is met haar kind, haar man en diens minnares – haar beste vriendin. Ze stranden in een dorp waar een man voortvluchtig is die net een dubbele moord pleegde, op zijn jonge vrouw en haar minnaar.’

Jos: ‘Voor de lezer opent zich daar een afgrond. De vraag is: spring je erin of niet?’

“Ook ons schrijven vertrekt vanuit de vraag: hoe verwoordt een personage zijn of haar wereld, eerder dan dat we alles tonen of psychologiseren. Van de auteurs die ik bewonder, steel ik sowieso met mijn ogen.”

3. ‘Kosmos’ – Witold Gombrowicz, vert. Paul Beers

Jos: ‘Je kunt de wereld pas achteraf interpreteren. Zolang iets nog in wording is, kun je het niet duiden. Dat zegt verteller Witold aan het begin van Kosmos, een geweldig boek dat ik als jonge gast om god weet welke reden uit de bibliotheek plukte. Misschien door de cover met de dode mus erop? Op hun hete wandeltocht naar een dorp buiten Warschau zien student Witold en zijn al even jonge kompaan zo’n vogeltje, opgehangen aan een ijzeren draad in de struiken. En dat is maar een van de bizarre beelden die ze in hun fantasie beginnen te verbinden en interpreteren.’

‘Gombrowicz beschrijft het allemaal in een unieke tragikomische en verkapte stijl: een schimmelvlek op het plafond van het huis waar ze een kamer huren lijkt een pijl naar een hoop vuilnis in de tuin, die weer naar een kar wijst waarvan de dissel in de richting staat van de struik met die dode mus. Het klinkt totaal wacko en de twee jongemannen vinden het zelf flauwekul, maar het is sterker dan henzelf.’

Nicole: ‘Net daarin is Jos zelf zo sterk: iets zodanig verwoorden dat ik er iets totaal anders in zie dan ervoor. Maar Kosmos heb ik niet gelezen. Net zomin als hij Augustus van John Williams vastpakte, terwijl ik het zo had zitten bestoefen.’

Jos: ‘Intussen heb ik het wel gedaan en vond ik het inderdaad steengoed. Ik volg nu eenmaal een intuïtief leestraject, waarbij ik me laat leiden door recensies in bijvoorbeeld De Standaard of door vertalers als Karol Lesman en Gerard Rasch zaliger, die ik blindelings vertrouw. Ze openen delen van de wereld of geschiedenis die ik nog niet kende.’

“Gombrowicz beschrijft het allemaal in een unieke tragikomische en verkapte stijl: een schimmelvlek op het plafond lijkt een pijl naar een hoop vuilnis in de tuin, die weer naar een kar wijst waarvan de dissel in de richting staat van de struik met die dode mus.”

4. ‘Mens of niet’ – Elio Vittorini, vert. Anthonie Kee

Nicole: ‘De voorbije dertig, veertig jaar ben ook ik het meest geïnspireerd door boeken die mijn blik verbreden. Die dingen op scherp stellen in mijn intense zoektocht naar, simplistisch gesteld: wat is goed en wat is kwaad, hoe ontstaat moraliteit en waar bevindt de mens zich daarin?’

‘Dat raakte mij als tiener al, toen ik bijvoorbeeld een boek las – de titel ben ik vergeten – dat mij de andere kant toonde van “zwart” zijn in de oorlog, iets wat in ons dorp resoneerde. Plots las ik van binnenuit over zo’n jongen die vanaf de kansel opgeroepen werd om tegen de Russen te gaan vechten, samen met de Duitsers. De sterke emoties die dat bij mij losmaakte, herinner ik me nog altijd.’

‘Ook Mens of niet, dat ik veel recenter ontdekte, speelt tegen de achtergrond van het fascisme. Elio Vittorini was zelf even aangetrokken tot een links-anarchistische variant ervan, maar ging uiteindelijk in het verzet, net als zijn hoofdpersonage. Die beleeft afschuwelijk harde episodes, maar Vittorini vervlecht ze met tedere stukken over een vrouw, waardoor hij je als lezer dwingt om je af te vragen: is er in oorlog plaats voor liefde? En wat zou ik in zo’n extreme situatie doen?’

Jos: ‘Je komt dan ook uit een gezin waar engagement de dagelijkse praktijk was. Maar je mocht wel een ander standpunt dan je ouders hebben zolang je je kon verantwoorden’.

Nicole: ‘Daar zeg je het: verantwoordelijkheid. Ik moet niet per se op de barricades staan, vind ik, maar wel een verschil maken waar ik kan. In ons oeuvre sluipt dat er ook altijd in, omdat het de thema’s zijn waarmee ik het meest doorleefd bezig kan zijn.’

“Vittorini dwingt je als lezer om je af te vragen: is er in oorlog plaats voor liefde? En wat zou ik in zo’n extreme situatie doen?’”

5. ‘De man uit Zelary’ – Kveta Legátová, vert. Edgar de Bruin

Nicole: ‘Veel liefdesverhalen zijn ochot ochere romantisch, terwijl het echt anders kan. De man uit Zelary bewijst dat, want het gaat over een vrouwelijke arts in het verzet – alweer; dat merkten we pas achteraf op – die moet vluchten voor de Gestapo. Dat kan het best door te doen alsof ze getrouwd is met een van haar patiënten, een lelijke, gebochelde man die ze niet kent. Als mooie, intellectuele vrouw uit de grootstad moet ze mee naar zijn bergdorpje en daar in de rol van echtgenote met die man in hetzelfde bed slapen.’

Jos: ‘Maar hij schoffeert of verraadt haar op geen enkele manier. Terwijl het veel van hen vergt, gaan ze allebei respectvol met elkaar om. En zo ontstaat er…’

Nicole: ‘Je mag niet alles vertellen, Jos! Laat ons het erop houden dat dit verhaal haaks staat op het huidige clichébeeld van de liefde. En dat er een enorme veerkracht en hoop vanuit gaat.’

Jos: ‘Daarom hebben we het al vier, vijf keer cadeau gedaan. Nicole en ik geven mekaar soms ook boeken, al doe ik haar geen plezier met bijvoorbeeld dichtbundels.’

Nicole: ‘Ik vind het heel schoon hoe Jos erover vertelt, maar mij trekt het genre minder aan. Ik wil het poëtische terugvinden in proza, het is voor mij de maatstaf voor romans – ook die van ons. Wat ik wel leuk vind, is mekaar verrassen met een toepasselijk gedicht, bijvoorbeeld als we samen aan de afwas staan. Maar af en toe wanneer Jos me een zelfgeschreven gedicht laat lezen, vind ik dat eigenlijk een steengoed begin voor een nieuwe roman.’

Jos: ‘Vaak is ze dan zo overtuigend dat ik me laat overhalen om er inderdaad samen aan te beginnen.’

“Dit verhaal staat haaks op het huidige clichébeeld van de liefde. Er gaat een enorme veerkracht en hoop van uit.”

© Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest