De vijf van Paul De Moor
‘I read a book one day and my whole life was changed’, zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud?
Deze keer: auteur Paul De Moor.
door Katrien Steyaert
‘Mijn literaire smaak is even variabel als het weer op de dag van mijn geboorte’, zegt Paul De Moor. ‘Mijn moeder tekende donder en bliksem op, zon, hagel, regen, weer zon en als bekroning een verrassend kleurrijke avond. Dat typeert ook mijn boekenkast, waar ik altijd naar terugkeer.’
1. ‘Het tuinfeest’ – György Konrád
‘Ik droomde als kind van beroepsrenner worden, dus ik fietste meer dan dat ik las. Dat boeken me uiteindelijk toch zo dierbaar werden, is mede dankzij mijn zeven jaar oudere broer Piet, een germanist met een fascinatie voor Oost-Europa. Ik reisde er zelf als 19-jarige naartoe om dat verboden terrein achter de Muur met eigen ogen te zien.’
‘Het was het begin van mijn sterke binding met Oost-Europese en dan vooral Joodse schrijvers. Isaac Bashevis Singer en György Konrád, bijvoorbeeld, zijn ongelooflijke verhalenvertellers. Konrád verloor zijn ouders in de Holocaust en ontsnapte er zelf ternauwernood aan. Hij was zo moedig Hongarije niet te ontvluchten en schreef van daaruit, als een daad van zacht verzet. Ik dacht lang dat geëngageerde kunst ons een geweten moest schoppen, en dat moet ook gebeuren, maar als Giorgio Morandi in tijden van oorlog zijn stillevens blijft schilderen, is dat evengoed een pleidooi, één voor esthetiek.’
‘Konrád combineert zijn verzet met humor – zijn boeken maken mij vrolijk, ondanks alle drama die ze schetsen – en met een uitzonderlijk stilistisch talent. Hij schrijft zo precies als Vermeer schilderde. Hij had de Nobelprijs moeten krijgen.’
‘Zijn roman Het tuinfeest, waarin dode familieleden simpelweg mee aan tafel schuiven, deed me beseffen dat de levenden, de doden en zelfs de komenden tot ons spreken in literatuur. Want schuiven de doden in het echte leven ook niet mee aan tafel? Nemen ze niet deel aan de gesprekken? Konrád leerde me dat je je als schrijver alles mag permitteren.’
“Konrád leerde me dat je je als schrijver alles mag permitteren.”
2. ‘Darwin, de biografie’ – Adrian Desmond & James Moore
‘Ik had graag geleefd in de 19de eeuw, toen Engeland barstte van de ideeën en Darwin actief was. Wat een leven had die man! Zijn rijke, ernstige vader wist niet wat hij met die losbol van een zoon moest aanvangen. Hij dacht hem een domineespost te versieren, maar Charles ging op reis met de Beagle. De kapitein wilde hem eerst afwijzen omdat Charles’ neus hem niet aanstond.’
‘Van dat soort details bulkt het in de biografie van Desmond en Moore. Veel van hun collega’s maken de fout hun boeken vol te stouwen met krantenartikels, oplagecijfers en andere rommel, terwijl in Darwin alleen sprekende anekdotes staan. Over hoe hij het bijvoorbeeld niet over zijn hart kreeg om zijn vrouw Emma te vertellen dat ze elkaar, in tegenstelling tot wat zij geloofde, niet zouden terugzien in het hiernamaals.’
‘Je moet het je voorstellen: door zijn On the Origin of Species maakte Darwin zich tot de moordenaar van God. Hij kon zijn status, rijkdom, zelfs zijn gezin verliezen, vandaar dat hij zo maniakaal veel bewijzen verzamelde om zijn these te staven. 25.000 brieven zou hij geschreven hebben, maar het was het waard: hij vond de biologie opnieuw uit.’
‘Ik leerde er alles over in deze dikke pil. Mijn hoofd is een prullenmand, waarin ik graag uiteenlopende soorten kennis laat terechtkomen. In 2005 schreef ik zelf over Darwin, in Zo moet het gaan als er iemand is. Op de Boekenbeurs zei een meisje tegen mij dat ze na het lezen ervan beslist had om wetenschapper te worden. Dat is voor een auteur toch het mooist denkbare?’
3. ‘Het verzoek’ – Michèle Desbordes
‘Ik hoef niet per se literaire pronkvogels, de ronkende namen. Liever lees ik in het struikgewas, waar kleine meesjes ondersteboven hangen te zingen. Zo werd ik erg aangegrepen door de romans van de intussen overleden Franse schrijfster Michèle Desbordes. Ze beschrijft bijna banale levens, maar in wat voor prachtige zinnen… “Kalm zette hij zich ’s avonds naast haar en sloot de ogen. De moed die hem nog restte, besteedde hij aan wat de volgende dag al niet meer zou bestaan.” Zoiets doet mij hunkeren naar het vervolg.’
‘Tegenwoordig mag je geen lange zinnen à la Desbordes meer schrijven, maar ik doe het dikwijls toch, gewoon omdat ik er goesting in heb. Is het niet het recht van de schrijver om van zijn lezer een inspanning te vragen? Vergelijk het met naar Frankrijk reizen: dat kan snel met de auto. Maar elke keer dat ik erheen fietste had ik veel meer bijzondere, onverwachte ontmoetingen.’
‘Ook in Het verzoek komt elke keer dat ik het lees meer aan de oppervlakte. Ik ontdek steeds meer in het suggestieve. Dat slaat vooral op de relatie tussen de hoofdpersonen: Leonardo Da Vinci, die in het boek in Parijs is beland, en zijn oudere huishoudster daar. Ze worden verliefd, maar dat wordt niet uitgesproken omdat de relatie zo kwetsbaar is.’
‘We verwachten altijd de gevierde kunstenaar met jonge vrouwen, maar als je de vraag stelt of hij als man van veertig ook een relatie kan krijgen met een vrouw van zestig – dan pas wordt het spannend. Het verzoek gaf mij alleszins het gevoel: het is nooit over.’
“Tegenwoordig mag je geen lange zinnen à la Desbordes meer schrijven, maar ik doe het dikwijls toch, gewoon omdat ik er goesting in heb. Is het niet het recht van de schrijver om van zijn lezer een inspanning te vragen?”
4. ‘Victoria’ – Knut Hamsun
‘Ik ben een romantische mens. Ik hou van wetenschappelijke correctheid, maar lees even graag over de liefde. En dan heb ik het niet alleen over de lichamelijke variant of die tussen man en vrouw; ik geloof dat liefde een trein is waarop voortdurend mensen op- en afstappen. Mensen en dingen, want ik kan ook tranen in de ogen krijgen van een prachtig schilderij of beeldhouwwerk.’
‘Het overkwam me met Victoria van Knut Hamsun, de Noorse schrijver die zich later verbrand heeft (hij had uitgesproken nazisympathieën, red.). Maar net als bij Louis-Ferdinand Céline betekent dat niet dat ik zijn kunst niet indrukwekkend mag vinden.’
‘Victoria vertelt over een molenaarszoon die verliefd wordt boven zijn stand. Een tijd na het einde van de relatie, net voor de vrouw jong sterft, geeft ze in een brief toe dat ze nog veel aan hem heeft gedacht. Dat is toch schoon?’
‘Dit is een uitgepuurde novelle. Ze getuigt van een bijna protestantse zuinigheid, maar is zo juist. Ik zie er iets van de intensiteit van Edvard Munch in.’
‘Ik herinner me een passage waarin de jonge vrouw door het raam ziet hoe twee mensen elkaar lachend begroeten, en beseft dat zij dat zullen blijven doen nadat haar uur heeft geslagen. Ik begreep haar goed, en dat was nog voor ik wist dat ik zelf een ongeneeslijke kanker heb. Het is gewoon heel juist: het leven gaat door, net zoals een goed boek dat doet. Ik kan daar lang over lopen nadenken, me afvragend of het anders had kunnen aflopen, anders had kunnen worden geschreven. Het gesprek blijft open.’
5. ‘We moeten lachen en huilen: brieven’ – Gustave Flaubert & George Sand
‘Als ik lees, heb ik wit nodig. Spaties, tussenregels. Ze geven me de kans om goed te luisteren. Ik geloof namelijk dat boeken uitnodigingen tot gesprekken zijn. Als ik de brieven van Flaubert lees, spreekt hij tot mij. Meer dan als hij romans schrijft, moet ik zeggen, want die zijn soms nogal gezocht. Ik weeg zelf veel af tijdens het schrijven, maar let erop dat ik niets doodschrijf. Het overkwam Flaubert weleens, omdat hij zo verschrikkelijk perfectionistisch was. In zijn brieven is hij vrijer.’
‘Sommige epistels aan zijn collega George Sand – die fantastische vrouw – sluit hij af met “je oude beer”. Dit knorrige wezen dat zich opsloot in zijn huis in Rouen had een teder hart. In mijn dagelijkse leven probeer ik ook altijd te achterhalen waarom iemand kwaad of negatief is, en brieven als deze helpen daarbij. Je moet ze lezen opdat we elkaar zouden begrijpen.’
‘Flaubert is ook zo grappig. Zo zegt hij: “Ik breng mijn leven door met het verteren van mijn hart en mijn prei”. Tegelijk is hij aangrijpend eerlijk. “Het is alsof er oceanen van treurnis over mij storten”, schrijft hij over zijn eenzaamheid. Ik herken het gevoel een beetje. Het heeft te maken met ouder worden, denk ik. Vroeger ging ik in de winter vier, vijf weken alleen schrijven in Frankrijk en vond ik het bijna vervelend als mijn kinderen schreven dat ze me misten. Ik word niet graag gemist. Ik ben nu graag thuis, waar ik kan verdwalen in mijn boekenkast en kan luisteren naar wat de verhalen mij blijven influisteren.’
“Als ik lees, heb ik wit nodig. Spaties, tussenregels. Ze geven me de kans om goed te luisteren. Ik geloof namelijk dat boeken uitnodigingen tot gesprekken zijn. ”
Deel dit artikel: