De voorleesbuddy’s: Lien D’haeseleer van de Voorleesbende
Voorleesbuddy’s zijn onmisbaar. Want wat zijn we zonder de vele ouders, leerkrachten, kinderbegeleiders, vrijwilligers en vrienden die hun liefde voor het lezen delen? In deze reeks vertellen enkele buddy’s over hun drijfveren, de mooie verhalen die ze tegenkomen en de sterke band die voorlezen smeedt. Deze aflevering: Lien D’haeseleer, vrijwilliger bij de Voorleesbende.
Als logopediste van opleiding zijn taal en verhalen heel belangrijk in het leven van Lien D’haeseleer. Van kindsaf is ze dan ook een veellezer. ‘Ik heb de boeken van Tiny, Pietje Puk en Roald Dahl verslonden. Als ik mijn boek opende, dan mocht er naast mij een bom ontploffen. Ik zou het nog niet gemerkt hebben.’ Naast haar halfzijdige verlamming met spasticiteit kreeg ze er in 2017 een halfzijdige blindheid bij. Sindsdien vraagt lezen veel inspanning omdat ze maar de helft van de woorden ziet. Daarom schakelde ze over naar verhalen van de Luisterpuntbibliotheek. ‘Dat was een omschakeling,’ vertelt ze, ‘vooral om mij aan te passen aan de stemmen. Elk luisterboek heeft een andere voorlezer. Daarmee kan een boek voor mij vallen of staan.’
Van het belang van de juiste toon en intonatie is ze zich goed bewust als voorlezer. Prentenboeken zijn de enige boeken die ze nog koopt en daar leest ze graag uit voor aan haar neefjes en de kindjes van vrienden. ‘Het is heerlijk om de verwondering op hun gezicht te zien, de manier waarop ze spannend afwachten wat er gaat gebeuren. Zelf word ik zo ook weer meegetrokken in die wereld.’ Dankzij de Voorleesbende kwam dat voorlezen in een stroomversnelling. De Voorleesbende is een groep (jong)volwassenen met een beperking of een chronische ziekte én een passie voor lezen. Ze organiseren voorleesmomenten op scholen, in bibliotheken, enzovoort, voor kinderen tussen 5 en 12 jaar. Zo willen ze hen op een laagdrempelige manier kennis laten maken met beperkingen.
Ongedwongen info
‘Ik ben redelijk vanaf het begin bij de Voorleesbende, sinds 2017’, vertelt Lien. ‘Ik werd uitgenodigd om mee te doen door een kennis, die wist dat ik graag met talen bezig ben, graag met kinderen werk, en dat ik een beperking heb. Het leek mij een mooie manier om die twee werelden te combineren en al voorlezend uitleg te geven over mijn beperking. Ik geef eerst altijd even uitleg over mijn beperking. Daarna vertel ik een verhaal dat daarbij aansluit. En achteraf kunnen de kinderen vragen stellen. Zo krijgen ze op een heel ongedwongen manier informatie over wat een beperking precies is, over de moeilijkheden, maar vooral ook over wat er nog allemaal mogelijk is. Veel mensen denken immers dat je met een beperking niets meer kan, maar dat is uiteraard niet het geval. Het mooie is dat de kinderen dat snel begrijpen.’
Veel vragen
Soms gaat Lien om de drie maanden voorlezen, soms is ze meerdere keren per week geboekt. Het is precies het vrijwilligerswerk waar ze naar op zoek was toen ze stopte met haar job als logopediste en als ondersteuner in het buitengewoon onderwijs. ‘Ik mis mijn job heel erg, dus het is helemaal mijn ding om in interactie te gaan met kinderen en dingen aan hen uit te leggen. De logopediste in mij kan het ook niet laten om naast het voorlezen zelf de kinderen vooraf te laten brainstormen over wat er zou kunnen gebeuren, tijdens het verhaal bijvragen te stellen en een korte nabespreking te houden…’
“De kinderen mogen alles vragen, zolang ze dat op een beleefde manier doen. Eerst komen er concrete vragen, zoals “hoe smeer je een boterham met één hand?” Oudere kinderen stellen ook emotionele vragen, zoals “Ben jij daarmee vroeger gepest geweest?”, “Ben je soms verdrietig omdat je dingen minder goed kan?”.”
Ook de reacties van de kinderen zijn heel puur en waardevol. Daarbij gelooft Lien dat het een meerwaarde is dat de kinderen in een veilige omgeving van de klas de kans krijgen om vragen te stellen. ’Er gaan altijd veel vingers de lucht in. De kinderen mogen alles vragen, zolang ze dat op een beleefde manier doen. Eerst komen er concrete vragen, zoals “hoe smeer je een boterham met één hand?” Oudere kinderen stellen ook emotionele vragen, zoals “Ben jij daarmee vroeger gepest geweest?”, “Ben je soms verdrietig omdat je dingen minder goed kan?”, “Ben je soms boos op iemand?”, “Vind je het vervelend als iemand jou aanstaart?” Ik vind het heel mooi dat jonge kinderen zich zo goed daarin kunnen inleven. Het mooie aan kinderen is ook dat zodra hun vragen beantwoord zijn, er vragen komen, zoals “Wat is jouw lievelingskleur?” “Wat eet je graag?” Dan zien ze je echt gewoon als een van hen. Dat is fijn.’
Boekentips over een beperking
- De scheve toren van Pisa, Marc de Hond, Juliette de Wit: Dit boek gaat over een jongen in een rolstoel, die zich een beetje uitgesloten voelt. In de zomer gaat hij op reis naar Pisa. Hij ziet dat daar een scheve toren gebouwd is. In het begin deed de burgemeester daar lastig over en wilde die de toren zo snel mogelijk recht trekken. Maar toen bleek dat de toren veel toeristen aantrok, juist omdat hij anders is. De jongen leert zo om ook zijn beperking als een meerwaarde te beschouwen.’
- Mijn zus woont in het donker, Emy Geyskens, Kolet Janssen, Mark Janssen: ‘Een mooi prentenboek over de avonturen van Emma, die blind is.’
- Slompie, een spin met 5 poten, Gerard van Midden: ’Slompie de spin is enkele pootjes verloren. Daardoor is hij verdrietig en heeft hij het gevoel dat hij niets meer waard is. Totdat hij van de langpootmug een nieuwe taak krijgt, als de “opletspin”, waardoor hij de andere spinnen beschermt.’
Deel dit artikel: