Inzetten op leesmotivatie ook goed voor begrijpend lezen

Een nieuwe meta-analyse van Vrije Universiteit Amsterdam ging na óf leesmotivatie-interventies effect hebben op leesmotivatie en leesbegrip bij leerlingen van 6 tot 18 jaar. Doelgericht inzetten op leesmotivatie leidt effectief tot hogere leesmotivatie én beter leesbegrip. De onderzoekers gingen bovendien na welke interventiekenmerken het meest effectief zijn. Inspelen op interesses van leerlingen blijkt een cruciale succesfactor.

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

In 2018 voerde een team wetenschappers een screening uit op verschillende leesprogramma’s in scholen. Daaruit bleek dat leesmotivatie-interventies op korte termijn een positieve invloed kunnen hebben op de leesmotivatie van leerlingen. Dat hangt dan weer nauw samen met de leesvaardigheid van leerlingen. Onderzoekers uit het team gingen in het kader van een nieuwe meta-analyse dieper in op de interventies die zich baseerden op bestaande motivatietheorieën. Op die manier wilden ze meer inzicht krijgen in de meest effectieve kenmerken die leiden tot hogere leesmotivatie en beter leesbegrip. De onderzochte interventies bestonden telkens uit meerdere sessies binnen een langere periode. Denk bijvoorbeeld aan een reeks leesgesprekken, leeslessen of interactieve voorleesmomenten. De interventies hadden vooral tot doel om de leesmotivatie bij leerlingen te vergroten.

Motivatie als theorie

Motivatie is een breed begrip. Iemand kan gemotiveerd zijn om te lezen omdat het een verplichte schooltaak is. Anderen lezen dan weer omdat ze het zelf willen. De onderzoekers stippen in hun studie drie soorten motivatie aan:

  • Intrinsieke of autonome motivatie (lezen omdat je dit zelf wil of graag doet);
  • Extrinsieke of gecontroleerde motivatie (lezen omdat het moet, of omdat het verwacht wordt);
  • Tanende motivatie (lezen vermijden omdat het te moeizaam gaat).
LEES OOK: Hoe bevorder je intrinsieke leesmotivatie?
© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Het is vooral de intrinsieke motivatie die de meest positieve effecten op leesprestaties boekt bij leerlingen. Interventies (of aspecten ervan) die de motivatie bij leerlingen afzwakken – omdat ze bijvoorbeeld zonder ondersteuning een te moeilijke tekst moeten lezen – worden best vermeden. Extrinsieke motivatie heeft amper tot geen – of zelfs een negatief – effect op leesprestaties. Als leerlingen vooral lezen omdat het moet, is dat niet bevorderlijk voor hun leesmotivatie. Het kan zelfs leiden tot een daling van hun leesmotivatie.

De onderzoekers namen zeven bestaande motivatietheorieën en hun mechanismen onder de loep – de bekendste daarvan is wellicht de zelfdeterminatietheorie met autonomie, verbondenheid en competentie als kernaspecten. Ze onderzochten ook wat de belangrijkste kenmerken van de interventies zijn om tot positieve resultaten te komen.

Resultaten

De meta-analyse toont dat de interventies positieve effecten hadden op intrinsieke en extrinsieke motivatie, én op begrijpend lezen. Vooral interesse opwekken bij leerlingen om hun motivatie te vergroten is een belangrijk kenmerk tot succes. Interventies die inspeelden op de interesses van de leerlingen hadden een groter effect op de intrinsieke motivatie en het leesbegrip.

Interventies die – naast leesmotivatie – ook inzetten op instructie zoals leesstrategieën, bereikten dezelfde resultaten op leesmotivatie en leesbegrip. De extra ondersteuning via instructies zorgde dus niet tot een beter resultaat.

Sommige interventies werkten met verhalende teksten, andere met informatieve teksten en nog andere gebruikten een combinatie. Het gebruikte tekstgenre leek geen invloed te hebben op de resultaten, ook niet als er tekstgenres werden gecombineerd. Het aantal sessies is ook geen factor, maar interventies die een langere looptijd hebben, bereiken een groter effect op intrinsieke motivatie.

Het effect op leesbegrip was groter bij kinderen tussen 6 en 12 jaar dan bij middelbare scholieren. Interventies die met beide leeftijdsgroepen werkten, boekten evenveel resultaat op leesmotivatie. Het leesniveau van leerlingen was vooral een belangrijke factor op hun leesbegrip: hoe hoger het niveau van leestechniek, hoe hoger de score op leesbegrip. Minder vaardige lezers boekten lagere prestaties. Het niveau van technisch lezen speelde geen rol voor de effecten bij leesmotivatie.

(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Voedingsbodem

Hoewel de interventies niet meteen de extrinsieke motivatie wilden verhogen, maar zich eerder richtten tot de intrinsieke motivatie, zien de onderzoekers dat de interventies op beide soorten motivatie effect hadden. De schoolcontext van de interventies kan hierin een rol spelen: leerlingen die liever lezen (intrinsieke motivatie), zien misschien ook sneller het belang van lezen in voor de latere schoolcarrière (extrinsieke motivatie).

“Inspelen op de interesse is ook voor leerlingen die niet of minder graag lezen een mogelijke succesfactor.”

Een ‘tanende leesmotivatie’ kan het resultaat zijn van een reeks negatieve leeservaringen die zich over de jaren heen opeenstapelde. Om zo’n negatieve spiraal te doorbreken, ijveren de onderzoekers op basis van een eerdere studie voor een combinatie van leesmotiverende praktijken om leerlingen tijdens de hele schoolcarrière blijvend te motiveren. Vooral inspelen op hun interesse is ook voor deze leerlingen een mogelijke succesfactor. Werken met leesmaterialen en verhalen die aansluiten bij individuele interesses van leerlingen of leesactiviteiten organiseren die leerlingen als motiverend ervaren, zijn een voedingsbodem voor leesmotivatie.

Motivatie en begrip

Interventies die enkel inzetten op leesmotivatie scoorden even hoog op leesbegrip als interventies die leesmotivatie én leesinstructie integreerden. De onderzoekers willen echter niet concluderen dat enkel inzetten op leesmotivatie volstaat om het leesbegrip bij leerlingen te verhogen. Deze interventies verliepen ook aanvullend op de bestaande leeslessen uit het curriculum. Ander Nederlands onderzoek toonde eerder al een positieve samenhang tussen leesmotivatie en leesvaardigheid.

“De meta-analyse toont vooral dat er op school en in de klas een wezenlijk verschil te bereiken valt door doelgericht in te zetten op leesmotivatie. Dit versterkt zowel de motivatie om te lezen als het begrijpend lezen.”

De meta-analyse toont vooral dat er op school en in de klas een wezenlijk verschil te bereiken valt door doelgericht in te zetten op leesmotivatie. Dit versterkt zowel de motivatie om te lezen als het begrijpend lezen. Die conclusie sluit aan bij eerder internationaal onderzoek (zie referenties onderaan dit artikel). Inzetten op leesmotivatie leidt tot positieve resultaten bij zowel minder vaardige als sterkere lezers. De effecten bij minder vaardige lezers waren echter iets minder groot. Naast inzetten op leesmotivatie is inzetten op leesvaardigheid (technisch lezen en begrijpend lezen) dus essentieel.

Leerlingen die gemotiveerder zijn om te lezen zijn geneigd om frequenter te lezen. Op die manier oefenen ze hun leesvaardigheid en voelen ze zicht meer competent. Dat kan hun motivatie dan opnieuw verhogen. Inzetten op leesmotivatie kan dus leiden tot een positieve leesspiraal. Om de effecten op langere termijn grondig te bestuderen, pleiten de wetenschappers voor verder onderzoek.

Aangehaalde referenties uit de onderzoekspaper:

  • Guthrie et al., 2007
  • Guthrie et al., 2009
  • McBreen & Savage, 2020
  • Morgan & Fuchs, 2007
  • Stanovich, 1986
  • Unrau et al., 2018


Deel dit artikel:

Contact
Onderwijs | Onderzoek
Contact
Medewerker beleid en onderzoek
Mis niets van Iedereen Leest