Blijven inzetten op voorlezen loont

In een nieuwe meta-analyse onderstrepen Nederlandse onderzoekers het belang van voorlezen en zelf lezen voor kinderen en jongeren. Wie als kind wordt voorgelezen, heeft o.a. een grotere kans op een rijkere woordenschat. De studie wijst bovendien opnieuw op een positieve samenhang tussen leeservaring, lees- en taalvaardigheid én leesplezier.

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Hoe belangrijk is het dat kinderen worden voorgelezen? En waarom zouden jongeren zelf een boek ter hand nemen? Over deze cruciale vragen boog onderzoeker Suzanne Mol (Universiteit Leiden) zich in opdracht van de Nederlandse Stichting Lezen. Het resultaat onderstreept de noodzaak om sterk te blijven inzetten op leesbevordering via een motiverende en effectieve aanpak, zoals bijvoorbeeld via voorlezen.

Geactualiseerde meta-analyse

In 2011 liet Suzanne Mol samen met Adriana Bus in een meta-analyse al zien dat de (voor)leeservaring van kinderen en jongeren positief samenhangt met zowel woordenschat als leesvaardigheid. Voorlezen aan jonge kinderen en het zelfstandig lezen van basis- en secundaire leerlingen en jongvolwassenen zijn positief voor hun lees- en taalvaardigheid. Ze baseerden zich hiervoor op wetenschappelijke studies verschenen tot 2009. In deze nieuwe meta-analyse werd dit positieve verband in recentere studies – gepubliceerd tussen 2009 tot eind 2021 – opnieuw onder de loep genomen.

(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Twee onderzoeksvragen stonden centraal in deze studie:

  • Hoe sterk is het verband tussen voorleeservaring van peuters en kleuters en hun woordenschat en ontluikende geletterdheid?
  • Hoe sterk is het verband tussen de leeservaring van leerlingen uit basis- en secundair onderwijs en hun woordenschat, leesvaardigheid en leesplezier?

Het onderzoek doet geen causale uitspraken over het effect van voorlezen en lezen op de lees- en taalvaardigheid van kinderen en jongeren of hun leesmotivatie. Wel geeft het onderzoek genuanceerde inzichten in hoe graag en goed (kunnen) lezen met elkaar samenhangen en welke rol (voor)leeservaringen hierin spelen.

Interactief voorlezen

“Peuters en kleuters die vaak worden voorgelezen, hebben meer kans op een ruimere en rijkere woordenschat.”

Peuters en kleuters die vaak worden voorgelezen, hebben meer kans op een ruimere en rijkere woordenschat. Ze ontwikkelen dankzij voorlezen ook iets meer basisvaardigheden van lezen in hun ontluikende geletterdheid, zoals fonemisch bewustzijn. Al is het verband tussen voorlezen en woordenschat wel sterker.

Als mogelijke verklaringen zien de onderzoekers het belang van rijke taal in verhalen met woorden, uitdrukkingen en grammaticale structuren die kinderen niet tot nauwelijks horen in gesprekken op school of thuis. Wanneer kinderen met hun voorlezer praten over woorden en gebeurtenissen in een verhaal leren kinderen meer nieuwe woorden leren. De kracht van voorlezen schuilt dus onder meer in hoe interactief zo’n voorleesmoment is. Interactief voorlezen is dus een effectieve voorleesmethode waarbij de voorlezer voor, tijdens als na het voorlezen in interactie gaat met kinderen.

Fictie lezen

Ook bij de tweede onderzoeksvraag stelt de meta-analyse vast dat leerlingen uit het basis- en secundair onderwijs beter scoren op woordenschat als ze (zelfstandig) lezen. Hoe meer leeservaring zij hebben, des te groter hun kans op een sterk verhoogd niveau van woordenschat, begrijpend lezen en woordherkenning (het technisch lezen van woorden). Overkoepelend concluderen de onderzoekers wel dat leeservaring een betekenisvolle rol speelt in zowel de taal- en leesvaardigheden als het leesplezier van leerlingen.

Ook Iedereen Leest zet in op interactief voorlezen, en dit reeds vanaf de prille start via het Boekstart-programma en via het proeftraject Boekstart voor kleuters. Recent startten ook 20 scholen met #iedereenvoorlezen, een professionaliseringstraject dat Iedereen Leest vanuit het Leesoffensief samen met de onderzoeksgroep Taal, Leren, Innoveren van Universiteit Gent ontwikkelt, uitrolt en monitort. Binnen dit traject gaat een schoolteam in een lerend netwerk met andere schoolteams en bibliotheekmedewerkers actief aan de slag rond interactief voorlezen. De deelnemers krijgen hierbij via online modules en gerichte coaching op schoolniveau de nodige wetenschappelijke onderbouwde inzichten, leermaterialen en monitoringstools aangeboden die ze meteen kunnen toepassen en inzetten in hun dagelijkse klas- en schoolpraktijk.

Daarnaast lijkt het lezen van fictie een grotere rol te spelen in de ontwikkeling van taal- en leesvaardigheid dan non-fictie. Misschien is non-fictie iets moeilijker te volgen dan fictie, stellen de onderzoekers. Een andere mogelijke verklaring is dat fictie de lezer uitnodigt om zich te verplaatsen in de personages en om op te gaan in de wereld van het verhaal. Zo’n gerichte focus maakt het volgen van fictie wellicht makkelijker.

Goed kunnen en graag lezen

Doen vooral vaardige lezers meer leeservaring op, of leidt meer leeservaring tot een hoger leesniveau? Enkele studies in de meta-analyse suggereren dat een bepaalde basis aan leesvaardigheid nodig is om zelfstandig boeken voor het plezier te lezen. Om tot een positieve leesspiraal te komen, zou er dus eerst een basisniveau aan leesvaardigheid nodig zijn.

(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Toch beklemtonen de onderzoekers dat het belangrijk is om op een onderbouwde en doordachte manier in te zetten op positieve leeservaringen die de leesmotivatie stimuleren. Eerder Nederlands onderzoek uit 2017 screende meerdere leesprogramma's op school en stelde vast dat scholen die de leesinteresses van leerlingen benutten, autonomie bieden en/of het samenwerken en praten over boeken stimuleren op korte termijn positieve resultaten boeken op de leesmotivatie bij hun leerlingen. Dat had volgens die studie dan weer effect op de leesvaardigheid van de kinderen.

Doelgerichte instructie en ondersteuning

“Het belang van (voor)lezen wordt opnieuw bevestigd, en naast (voor)leeservaring spelen ook andere factoren een rol in de lees- en taalvaardigheid van kinderen en jongeren en hun leesplezier.”

De essentie van deze meta-analyse is dat het belang van (voor)lezen opnieuw bevestigd wordt. Tegelijkertijd laten de resultaten zien dat er naast (voor)leeservaring ook andere factoren een rol spelen in de lees- en taalvaardigheid van kinderen en jongeren en hun leesplezier. Kinderen die bijvoorbeeld met een kleinere woordenschat het basisonderwijs aanvangen, moeite hebben met technisch en/of begrijpend lezen of minder autonoom gemotiveerd zijn om te lezen, hebben nood aan extra ondersteuning en instructie. En ook de leesmotivatie van leerkrachten is een belangrijke factor, blijkt uit Vlaams onderzoek van 2020.

Belangrijk blijft wel dat alle kinderen en jongeren blijvend gestimuleerd worden om goed en graag te lezen, bijvoorbeeld door ze gericht boeken te leren kiezen die ze willen en kunnen lezen en hierover met hen in gesprek te gaan. Dit onderzoek maakt opnieuw duidelijk dat blijven inzetten op (voor)lezen loont.



Deel dit artikel:

Contact
Onderwijs | Onderzoek
Contact
Medewerker beleid en onderzoek
Mis niets van Iedereen Leest