PIRLS 2021: leesniveau daalt enorm en 1 op 3 van de Vlaamse leerlingen leest niet graag
De nieuwe PIRLS-studie toont dat het leesniveau van leerlingen uit het vierde leerjaar opnieuw sterk gedaald is. Tegenover hun leeftijdsgenoten uit 2006 kampen ze met een achterstand van tien maanden. Bovendien geeft 29% van de leerlingen aan niet graag te lezen.
Op 16 mei 2023 verschenen de resultaten uit de nieuwe PIRLS (Progress in International Reading Literacy Study). Vlaanderen nam voor de derde keer deel aan deze internationale studie die sinds 2001 om de vier jaar herhaald wordt. Deze nieuwe cyclus, uitgevoerd door onderzoekers van KU Leuven i.s.m. UGent, bevat data die in 2021 verzameld werden bij meer dan 6.700 leerlingen uit het vierde leerjaar lager onderwijs.
In dit artikel geven we de belangrijkste resultaten weer met de nodige context. We focussen op de Vlaamse resultaten, zoomen in op evoluties en vergelijkingen met andere landen. Wie zich nog verder wil verdiepen in de resultaten, kan het volledige rapport raadplegen.
Begrijpend lezen
PIRLS wil vooral de vaardigheden rond begrijpend lezen in kaart brengen en de samenhang onderzoeken tussen de leesprestaties van leerlingen en hun omgeving thuis, in de klas en op school. De onderzoekers bevroegen verschillende aspecten van lezen bij leerlingen uit het vierde leerjaar. Ten eerste gaven leerlingen aan met welk doel ze lezen – voor hun plezier of om informatie te verwerven. Daarnaast stond ook het leesproces centraal: in welke mate slagen leerlingen erin eenvoudige conclusies te trekken en een tekst te interpreteren?
(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Deelnemende leerlingen kregen teksten (een verhaal en een informatieve tekst) voorgeschoteld met daarbij vragen m.b.t. het leesproces. Dat doen ze traditioneel op pen en papier, maar nieuw in deze cyclus is dat leerlingen ook digitaal konden deelnemen. De PIRLS-onderzoekers gingen bovendien een stapje verder: ook de ouders en leerkracht van deelnemende leerlingen kregen een vragenlijst, net als de directeur of beleidsmedewerker van een school (‘schoolleiders’) die zich engageerde voor de PIRLS-studie. Zo kon het belang van omgevingskenmerken op de leesprestaties onderzocht worden.
Niveaus voor begrijpend lezen
De scores op de verschillende onderzochte aspecten worden genoteerd in referentieniveaus, waarbij 500 het niveau van begrijpend lezen omvat van het PIRLS-gemiddelde uit 2001:
- Laag niveau: een score vanaf 400
- Middelmatig niveau: een score vanaf 475
- Hoog niveau: een score vanaf 550
- Gevorderd niveau: een score vanaf 625
Bij elk niveau beschrijven de onderzoekers in welke begrijpend lezen-vaardigheden de leerlingen slagen.
Slechts 3% van de Vlaamse leerlingen is een gevorderde lezer, 6% bereikt het lage niveau voor begrijpend lezen niet. 23% behaalt wel het lage niveau, 42% scoort middelmatig. 10-jarigen zijn wel ongeveer even goed in het begrijpen van verhalen als informatieve teksten. Ze volgen ook “het gemiddelde patroon wat de leesprocessen betreft: ze zijn niet opmerkelijk beter in expliciet vermelde informatie vinden of in tekstinterpretatie dan verwacht gegeven hun gemiddelde score.”
(De tekst gaat verder onder de grafiek.)
Vlaanderen in de wereld
De Vlaamse onderzoekers vergeleken de data met alle deelnemende landen, maar ook specifiek met EU15-landen die een gelijkaardige sociaal-culturele context delen: de Belgische Franstalige Gemeenschap, Denemarken, Duitsland, Engeland, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje en Zweden. Als we dit vergelijken met andere landen stemt dit niet optimistisch:
- Het aandeel gevorderde lezers (3%) ligt ver onder de internationale mediaan van 7%.
- Het percentage van Vlaamse leerlingen dat onder het lage referentieniveau scoort (6%) is gelijk aan de internationale mediaan, maar ligt wel hoger in vergelijking met de EU15-landen.
- In Vlaanderen behaalt 29% het hoge referentieniveau voor begrijpend lezen (inclusief de kopgroep van 3%), en ook dit is lager dan de internationale mediaan van 36%.
“Slechts 13 landen scoren significant lager dan Vlaanderen tegenover 23 landen die hoger scoren”
In die internationale analyse bengelt Vlaanderen achteraan in de middenmoot. In vergelijking met de EU15-landen scoren we niet goed en laten we enkel Wallonië achter ons. Vlaanderen haalt op de referentieniveaus een gemiddelde score van 511. Dat is hoger dan het internationale PIRLS-gemiddelde, maar significant lager dan de mediaan. Vertaald: slechts 13 landen scoren significant lager dan Vlaanderen tegenover 23 landen die hoger scoren, waaronder Nederland, Engeland, Duitsland en Finland.
Evoluties
Als we de internationale resultaten doorheen de tijd bekijken, komt Vlaanderen opnieuw niet goed uit de bus. Hoewel de meeste landen achteruit gaan voor begrijpend lezen, is Vlaanderen na Nederland (daling van 18 punten) en Finland (daling van 17 punten) de derde sterkste daler bij de EU15-landen met 14 punten. Voor deze internationale dalende trend wijzen de onderzoekers onder meer op de COVID-19-pandemie die, zoals verwacht, over het algemeen een sterke negatieve impact had op de schoolontwikkeling van kinderen wereldwijd.
“Leerlingen die deelnamen aan PIRLS 2021 hebben een achterstand op begrijpend lezen van een volledig schooljaar tegenover hun leeftijdsgenoten uit 2006.”
Bij eerdere deelnames van Vlaanderen aan PIRLS (in 2006 en 2016) bleken Vlaamse leerlingen dus al sterk achteruit te gaan voor begrijpend lezen. Die achterstand is nu nog groter geworden: leerlingen die deelnamen aan PIRLS 2021 hebben een achterstand op begrijpend lezen van ongeveer vier maanden tegenover de leerlingen die deelnamen aan PIRLS 2016. Als we vergelijken met 2006 komt dat zelfs op een achterstand van tien maanden – ofwel een volledig schooljaar – te liggen.
(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Door de teleurstellende resultaten van PIRLS 2016 zagen er de voorbije jaren verschillende extra leesinitiatieven het licht in het onderwijs, zoals nascholingstrajecten rond lezen, een praktijkgids met didactische sleutels voor het begrijpendleesonderwijs, of het Leesoffensief met verschillende actiepunten. Toch zien de onderzoekers de verdere daling niet als een verbazingwekkend resultaat. Het vraagt immers tijd voor opgedane kennis om goed door te stromen naar de praktijk, en het onderwijs kampte de voorbije jaren met nog andere urgente uitdagingen zoals de COVID-19-pandemie en het nijpende lerarentekort. Bovendien vereist werken aan een sterk en effectief leesonderwijs een structurele aanpak en een sterk leesbeleid.
Sterke en zwakke(re) lezers
Hoewel de Vlaamse scores van sterke en zwakke lezers niet zo ver uiteen liggen, is de kloof vergroot tegenover 2016. De zwakste leerlingen hinken nu nog iets meer achterop, wat ook bij andere landen merkbaar is. Het aantal Vlaamse leerlingen dat het laagste leesniveau niet bereikt (6%), is verdubbeld tegenover 2016 (3%). Waar haast de helft van de Vlaamse leerlingen in 2006 een hoog tot gevorderd leesniveau haalden, komt dit in 2021 nog maar op 29% te liggen.
Hoe verklaren de PIRLS-onderzoekers dan de verschillen in leesprestaties? Daarvoor onderzochten ze de mogelijke samenhang tussen de leesprestaties en de verschillende kenmerken op individueel niveau. Ze keken ook naar de invloed van omgevingsfactoren thuis en op school. In wat volgt bespreken we de verschillende aspecten. Let wel: een samenhang betekent nog niet dat er een oorzakelijk verband is.
De leerling als lezer
Geslacht
Wereldwijd scoren meisjes iets beter op de PIRLS-toetsen dan jongens. Voor Vlaanderen is dat dat verschil eerder klein.
Thuistalen
Vergeleken met vorige PIRLS-studies spreken minder leerlingen thuis enkel Nederlands. Welke talen er thuis ook gesproken worden, plezier beleven aan lezen kan in eender welke taal. Specifiek voor de PIRLS-toetsen zien de onderzoekers wel dat wie thuis soms of nooit Nederlands spreekt, minder goed scoort. Toch tonen de resultaten ook dat 32% van de gevorderde leerlingen thuis niet (uitsluitend) Nederlands spreekt, terwijl opnieuw 32% van de leerlingen dat het lage niveau niet haalt, thuis wel uitsluitend Nederlands spreekt. Bovendien scoort de groep die altijd Nederlands spreekt thuis, significant minder goed dan in 2016.
“Minder leerlingen spreken thuis Nederlands. Wie thuis soms of nooit Nederlands spreekt, scoort minder goed. Toch stelt PIRLS vast dat 1 op 3 van de leerlingen die het gevorderde niveau haalt, thuis niet (uitsluitend) Nederlands spreekt.”
Leesplezier en leesmotivatie
Autonomie en betrokkenheid van leerlingen stimuleren bij lezen, kunnen hefbomen zijn om de leesmotivatie van leerlingen te verhogen en ook vooruitgang te boeken op begrijpend lezen. PIRLS peilde naar het leesgedrag en de leesattitude van leerlingen om een zicht te krijgen op hoe graag en hoe vaak ze lezen.
(De tekst gaat verder onder de afbeelding.)
Slechts 38% van de leerlingen gaat helemaal akkoord en 43% gaat eerder akkoord met de stelling dat ze leuk vinden wat ze op school lezen. Wel is het aandeel van die 38% groter dan bij vorige bevragingen. Buiten de schooluren voor het plezier lezen scoort niet goed. Bijna 1 op 3 Vlaamse leerlingen uit het vierde leerjaar leest niet graag (29%). Slechts 27% leest heel graag, 43% leest ‘enigszins’ graag. Het verschil tussen meisjes en jongens is hierbij beperkt (meisjes lezen iets liever dan jongens). Toch blijken die data stabiel tegenover 2016, en zijn er zelfs iets meer leerlingen met een heel positieve houding tegenover lezen (van 24% naar 27%). In vergelijking met andere landen, scoort Vlaanderen echter wel slecht wat betreft ‘niet graag’-lezers (29% tegenover het internationale gemiddeld van 18% dat niet graag leest). Vlaanderen heeft internationaal gezien ook nog het hoogste percentage van leerlingen dat zich niet zelfzeker voelt tijdens het lezen (23%).
In tegenstelling tot wat ander onderzoek doorgaans concludeert, zien de PIRLS-onderzoekers voorlopig geen significant verband tussen hoe graag leerlingen lezen en hoe goed ze begrijpend lezen. Dat er uit deze data voorlopig geen samenhang blijkt, betekent niet dat de leesmotivatie niet relevant zou zijn voor leesprestaties. De onderzoekers willen dan ook verdere analyses hierop uitvoeren.
Leesfrequentie
Het leesplezier van leerlingen werd ook afgewogen tegenover hun leesfrequentie: hoe vaak lazen ze voor hun plezier? De groep Vlaamse leerlingen die dit dagelijks doet, steeg van 36% (in 2016) naar 43%. Tegelijkertijd wordt de groep leerlingen die thuis nooit leest wat kleiner. De onderzoekers suggereren dat leerlingen sneller naar een boek grepen tijdens de pandemie, misschien uit noodzaak of verveling, maar dat dit niet de volledige verklaring kan zijn gezien de eerder zwakke scores voor leesplezier.
Meer dan de helft van de bevraagde leerlingen (56%) leest dagelijks minder dan een half uur buiten de schooltijd – dit omvat lezen voor hun plezier en lezen om informatie te verwerven. Bijna 1 op 3 leest dagelijks tussen 30 minuten en een uur buiten schooltijd. 14% leest dagelijks meer dan een uur (buiten schooltijd), en dat is weinig in vergelijking met andere landen. Nochtans scoren leerlingen gemiddeld beter als ze vaker en langduriger lezen.
Het (voor)leesklimaat thuis
PIRLS bracht ook het lees- en taalklimaat van de leerlingen thuis in kaart: hoeveel boeken zijn er in huis, en wat zeggen de ouders van leerlingen over hun eigen leesmotivatie en leesfrequentie?
Het belang van een goede (voor)leesstart
PIRLS bevraagt leerlingen uit het vierde leerjaar, en is dus een momentopname in de bredere leesontwikkeling van kinderen. Daarom peilden de onderzoekers ook de ouders naar de mate van voorschoolse geletterdheid van hun kinderen in het eerste leerjaar. “Vlaanderen heeft in vergelijking met de andere landen een erg klein percentage kinderen die volgens hun ouders heel goed voorschools geletterd waren bij aanvang van het eerste leerjaar.” 61% van de ouders geeft aan dat hun kind ‘niet goed’ voorschools geletterd was bij aanvang van het eerste leerjaar.
In vergelijking met andere landen lijken Vlaamse ouders minder taalstimulerende activiteiten te doen met hun jonge kinderen. 9% geeft aan (bijna) nooit boeken te hebben gelezen met hun kind voor de start van het eerste leerjaar. Toch pleiten de onderzoekers uitdrukkelijk voor het belang van vroeg beginnen, via een programma als Boekstart:
“Wanneer ouders zeggen dat ze vóórdat hun kind naar het eerste leerjaar ging meer activiteiten deden die de geletterdheid kunnen stimuleren, zien we dat hun kinderen vier jaar later inderdaad beter zijn geworden in begrijpend lezen.”
Ouders als rolmodel
Meer dan 1 op 4 ouders geeft aan heel graag te lezen, iets minder dan de helft leest enigszins graag en 27% leest niet graag. Het aandeel ouders dat niet graag leest, is in Vlaanderen groter dan in andere landen. 37% van de bevraagde Vlaamse ouders zegt dat ze dagelijks lezen ter ontspanning. Kinderen gaven nochtans andere informatie over het leesgedrag van hun ouders: 17% geeft aan dat hun ouders nooit lezen, en 15% dat hun ouders hooguit één of twee keer per maand voor hun plezier lezen. Als leestijd voor het werk wel meetelt, krijgen we een ander beeld: 23% van de leerlingen heeft dan een ouder die wekelijks meer dan tien uur leest.
Het goede voorbeeld geven als ouder is toch belangrijk volgens de onderzoekers: “We stellen gemiddeld hogere scores vast bij kinderen van ouders die graag, vaak en veel lezen. Die vaststelling stemt overeen met de internationale literatuur rond het leesklimaat thuis.”
Een bibliotheek in huis (en daarbuiten)
Een huis vol boeken hangt nog steeds – maar schijnbaar iets minder sterk dan in 2016 – samen met een beter leesbegrip. Thuis amper boeken hebben blijft een sterke voorspeller van een minder goed leesbegrip. Slechts 1 op 5 van de ouders heeft thuis maximaal 10 boeken voor volwassenen, 1 op 4 zegt meer dan 100 boeken te hebben (hieronder vielen geen digitale boeken, kranten of magazines). Ook het aanbod aan kinderboeken thuis is beperkt: bij 14% zijn er hooguit 10 boeken beschikbaar, slechts 1 op 3 kan thuis kiezen uit een boekencollectie van meer dan 50 titels.
Een uitgebreide boekencollectie thuis is echter niet voor iedereen een evident gegeven. Net daar kunnen openbare bibliotheken het verschil maken. De PIRLS-onderzoekers stellen vast dat Vlaamse leerlingen zich op internationaal niveau in de middenmoot bevinden wat betreft boeken ontlenen uit de openbare bibliotheek:
“Er zijn wel grote verschillen tussen de leerlingen onderling. Een derde doet dit wekelijks maar 20% doet het nooit. Die laatste groep is opmerkelijk gegroeid sinds 2016, toen slechts 13% van de leerlingen nooit boeken ontleende. In ruil krimpt de groep leerlingen die maandelijks op boekenjacht gaan van 46% naar 35%. Alles bij elkaar genomen is er een terugval van 10% in het aandeel leerlingen dat minstens maandelijks boeken ontleent uit de bibliotheek, van 77% naar 67%.”
Het leesklimaat op school
Naast een krachtig (voor)leesklimaat thuis is ook een kwalitatieve leesomgeving op school cruciaal om leerlingen tot lezen te motiveren en om hen te ondersteunen in hun leesontwikkeling. Daarom brachten de PIRLS-onderzoekers ook het leesklimaat op school in kaart: is er een eigen klas- of schoolbibliotheek, en uit hoeveel boeken bestaat die collectie? Welke initiatieven rond lezen zijn er op school, en hoe krijgt het leesonderwijs vorm? Waar liggen de noden?
Het belang van een goede (voor)leesstart (bis)
Net zoals bij de thuisomgeving, stellen de onderzoekers het belang van een goede start op school vast, los van de grootte van de school en de klas: “Wanneer schoolleiders vinden dat een groter aandeel van hun leerlingen in het eerste leerjaar start met een basisgeletterdheid, legden hun leerlingen gemiddeld betere PIRLS-toetsen af.”
“Wanneer schoolleiders vinden dat een groter aandeel van hun leerlingen in het eerste leerjaar start met een basisgeletterdheid, legden hun leerlingen gemiddeld betere PIRLS-toetsen af.”
Een school- en klasbibliotheek
Vlaanderen is een koploper wat betreft leerlingen die toegang hebben tot een klasbibliotheek of leeshoek in de klas (98%). “77% van de Vlaamse leerlingen krijgt (bijna) elke dag tijd om de klasbibliotheek of leeshoek te gebruiken.” Van de ondervraagde schooldirecties geeft 44% aan een eigen schoolbibliotheek te hebben, een daling van maar liefst 7% tegenover 2016. 44% van de leerlingen heeft toegang tot én een schoolbibliotheek én een klasbibliotheek.
Die cijfers zijn enigszins bemoedigend, maar zeggen uiteraard niks over de kwaliteit van het leesaanbod. Verouderde titels of collecties die niet divers genoeg zijn (verhalen in andere talen, luisterboeken …) zijn minder uitnodigend. Daarnaast adviseren de onderzoekers aan scholen om na te denken over een combinatie van een school- en klasbibliotheek. Ze verwijzen daarbij naar een artikel van Iedereen Leest over beide aanpakken.
Leesinitiatieven en lestijd voor lezen
Schoolleiders konden aangeven welke leesinitiatieven er op school zijn:
- 65% zegt dat leerlingen regelmatig (minstens maandelijks) de openbare bibliotheek bezoeken.
- 94% van de leerlingen zit op een school die minstens wekelijks vrije leesmomenten inplant.
- Bij 49% wordt tutorlezen wekelijks georganiseerd.
- Slechts 12% nodigt minstens per trimester een auteur of illustrator uit.
Daarnaast besteden leerkrachten 10% van hun lestijd aan leesonderwijs. Uitgedrukt in uur komt dit op een jaarlijks gemiddelde van 98 uren. Tegenover 2016 is dat een beperkte stijging – wekelijks iets minder dan een kwartier extra voor leesonderwijs. Dat klinkt positief, maar hoe die extra tijd precies wordt ingezet, kan niet worden achterhaald met PIRLS-data. Bovendien ligt die tijdsbesteding beduidend lager dan in andere landen.
Hoewel er bij veel scholen dus wel rond lezen gewerkt wordt, zien de onderzoekers nog veel potentieel om de vele initiatieven en het leesonderwijs goed af te stemmen op elkaar met een systematische aanpak, ingebed in een (lees)beleid.
Nood aan mensen en middelen
Veel van de bevraagde schoolleiders geven aan (helemaal) niet gehinderd te zijn door een tekort aan onderwijsmaterialen en schoolbenodigdheden om goed in te zetten op leesonderwijs. Wat wel problematisch is voor 85% van de scholen, is het personeelstekort. Er is ook nood aan meer specifieke middelen voor het leesonderwijs, zoals software en applicaties of bibliotheekmaterialen. Waar een gebrek is aan bibliotheekmaterialen, scoren leerlingen minder goed in begrijpend lezen. Als leerlingen op school ook toegang hebben tot digitale boeken, doen ze het gemiddeld beter.
Verder merken de onderzoekers op dat veel schoolleiders onvoldoende betrokkenheid voelen van de ouders bij schoolactiviteiten. Scholen met een hogere ouderbetrokkenheid noteren betere scores op begrijpend lezen.
Fysiek en mentaal welzijn op school
De PIRLS-onderzoekers brachten ook andere factoren op school in kaart die het leerproces van leerlingen kunnen beïnvloeden:
- Slechts de helft van de leerlingen in het Vlaamse vierde leerjaar voelt zich sterk verbonden met de eigen school.
- Net zoals in de meeste andere landen ervaart zo’n 80% van de leerlingen wel eens wanorde in de begrijpend-leeslessen.
- Meer dan in de vergelijkingslanden melden de leerlingen pestgedrag: slechts de helft wordt nooit of bijna nooit gepest.
- Meer dan in 2016 voelen leerlingen zich hongerig bij hun aankomst op school. De stijging in het aandeel leerlingen dat (bijna) elke dag honger heeft is frappant: van 19% naar 43%.
- 35% van de leerlingen zegt elke dag of bijna elke dag moe aan de schooldag te starten. Dat is minder dan in de meeste vergelijkingslanden, maar het gaat wel om een behoorlijke stijging ten opzichte van 2016.
Al deze aspecten tonen een samenhang met de leesprestaties:
“Leerlingen die zich gepest voelen op school, die zich er minder thuis voelen en die hun schooldag vermoeid en hongerig starten, hebben gemiddeld een lagere begrijpend-leesvaardigheid. […] Wanneer de leerlingen meer gewag maken van lawaai en dergelijke tijdens de lessen, presteren ze minder goed.”
Aanbevelingen
Na alle cijfers en wel of niet significante correlaties zetten de PIRLS-onderzoekers nog enkele aanbevelingen op een rij, we lichten er hier enkele uit.
- In de eerste plaats wijzen ze op de blijvende urgentie om in te zetten op begrijpend lezen. Ze raden scholen aan om goed te kijken naar hun aanpak: kiezen voor structurele initiatieven, een doorgaande leerlijn uitwerken rond begrijpend lezen, waar er in teamverband gewerkt wordt en kennis tussen collega’s gedeeld wordt … En dit alles ingebed in een krachtig leesbeleid.
- PIRLS toont ook het belang aan van een vroege, voorschoolse geletterdheid. Daarbij kan een programma als Boekstart mee het verschil maken. Door vanaf de prille start het voorlezen aan baby’s en peuters te stimuleren, geef je elk kind de kans om een sterke leesstart te maken. En dat kan in elke taal, stellen de onderzoekers:
“Wanneer ouders interactief boeken voorlezen of verhalen vertellen in de thuistaal leert een kind luisterstrategieën toepassen die ze later kunnen omzetten in lees-strategieën, in eender welke taal.”
- Tegelijkertijd luiden de onderzoekers de alarmbel: veel scholen kampen met een lerarentekort en tal van andere uitdagingen zoals het feit dat 43% van de leerlingen met honger op de schoolbanken zit.
- Ten slotte onderstrepen de PIRLS-onderzoekers het belang van een duurzaam partnerschap tussen scholen en openbare bibliotheken: “Leraren kennen hun leerlingen met hun eigen leesniveau en interesses, en bibliothecarissen kennen het actuele boekenaanbod.”
Kortom, PIRLS 2021 maakt duidelijk dat er meer dan ooit nood is aan een doordachte en overkoepelende aanpak met een krachtig leesbeleid op school. Vanuit een overkoepelend perspectief staan scholen niet alleen in de brede taak om het tij te keren. Reeds bij de prille start van het leesleven van een kind kunnen kinderopvanginitiatieven en openbare bibliotheken mee het verschil maken. Iedereen Leest pleit dan ook voor goede samenwerkingen tussen verschillende lokale organisaties. Bestaande initiatieven, zoals campagnes en programma’s van Iedereen Leest, en de vele beschikbare kennis en praktijkinformatie vormen samen handvaten om mee aan de slag te gaan. Op die manier kunnen we kinderen en jongeren via een doorgaande leeslijn versterken in hun leesproces.
Lees ook
Deel dit artikel: