Boeken helpen niet alleen om een taal te leren, maar ook om mens te zijn
Een meertalige en diverse samenleving is de realiteit vandaag. Die meertaligheid een plek geven in alle (opvoedings)contexten creëert meer betrokkenheid en inclusie. Het beïnvloedt de taalontwikkeling van zowel het Nederlands als de moedertaal positief, daarover is wereldwijd wetenschappelijk consensus. Meertaligheid en het bijbehorende culturele kapitaal biedt veel kansen. Hoe kunnen leesbevorderaars hierop inspelen?
door Katrien Steyaert
Dit artikel is een verslag van een deelsessie op de Iedereen Leest-conferentie 'Waarom leesbevordering ertoe doet'. Die vond plaats in Gent op 11 februari 2020. Alle verslagen van die conferentie lees je in een terugblik.
Kinderen moeten alle kansen krijgen om zich te ontplooien. Maar geven we inderdaad alle kinderen alle kansen? Zien wij bijvoorbeeld de kennis die nieuwkomers al bezitten? Vanuit dat soort vragen vertrok deze keuzesessie. Het werd een inspirerende rit langs belangrijke onderzoeksresultaten, praktijkvoorbeelden en een pakkende getuigenis.
Troeven van meertaligheid
'Inclusie betekent niet dat je mensen binnenbrengt in wat al bestaat, maar dat je een nieuwe ruimte creëert die beter is voor iedereen.' Met die definitie opent Christine Hélot, professor emeritus sociolinguïstiek aan de Universiteit van Straatsburg. Meertaligheid is vandaag een feit, zegt ze, maar jammer genoeg framen velen die negatief. Het is toch opvallend dat Franse kinderen die thuis ook Engels spreken geroemd worden om hun tweetaligheid, terwijl er over hun klasgenoten die Arabisch als thuistaal hebben vooral wordt gesproken in termen van taal- en leerproblemen? Nochtans verdienen ze allebei erkenning, en dat kan het begin zijn van écht inclusieve scholen.
Research toont aan dat het belangrijk is om kinderen de kans niet te ontzeggen op leren lezen en schrijven in hun thuistaal. De mondelinge taalbeheersing die ze daarin hebben, blijkt een belangrijke voorbode van de latere lees- en schrijfcompetenties. Bovendien is het bewezen dat een eerste taal de verwerving van een tweede taal niet vertraagt. Meer nog: als je de eerste taal verbiedt of onderwaardeert, dreigen die aanvankelijk meertalige kinderen alsnog eentalig te eindigen.
Hélot bepleit dus het recht van elk kind op een meertalige opvoeding. Daarvan is bewezen dat het positieve effecten kan hebben op de kennisverwerving, maar alleen als ze gewaardeerd wordt. Als kinderen zich niet moeten schamen voor hun thuistaal, maar die bijvoorbeeld op school besproken en gewaardeerd weten. Zo kan meertaligheid vitaal educatief kapitaal worden in onze 21ste-eeuwse kennismaatschappij.
Goed voor het zelfbeeld én de schoolresultaten
'Allemaal goed en wel', zeggen leerkrachten tegen Hélot, 'maar ik sta in een klas van 30 leerlingen met 15 verschillende thuistalen die ik niet eens bij naam ken.' Hélot beseft dat onderwijzend personeel hierin een stuk opleiding mist, maar countert met best practices. Zo vormde een lagere school in Dublin zich om tot een multilearning space dankzij een dynamisch, geïntegreerd taalbeleid dat doorwerkte in alle klassen, vakken en momenten van de schoolweek. Leerkrachten en directie legden bewust linken naar de talen en culturen van meertalige leerlingen, en daar profiteerden ook de eentalige kinderen van. Het boek Identity Texts (Cummins & Early) beschrijft een Canadees project waarin leerlingen aan creatief schrijven mochten doen in het Engels én in hun thuistaal. Dat had een positief effect op hun zelfbeeld én schoolresultaten.
Roodkapje in 20 talen
Hélot wijst erop dat leescompetenties geen twee keer verworven hoeven te worden. Van zodra een kind weet hoe te lezen in het Turks, weet hij dat ook voor het Nederlands. Het principe van woorden op een blad samenvoegen tot zinnen en verhalen is hetzelfde over de talen heen. Hélot suggereert om in een boek desnoods zelf flapjes met vertalingen over de originele teksten te kleven zodat de kinderen beide talen kunnen blijven zien. Maar ze wijst ook op het aanbod aan twee- of meertalige boeken. Vooral Le livre qui parlait toujours toutes les langues heeft haar hart veroverd. Het is een alternatieve versie van Roodkapje, waarin een jongetje ervoor zorgt dat de wolf hem niet opeet door telkens een verhaal in een andere taal te beginnen. Het boek bevat er 20 in totaal, en die weerklinken ook op een bijhorende cd.
Belangrijk bij de keuze van meertalige boeken vindt Hélot dat ze zowel de leesrichting van andere talen als de achterliggende cultuur respecteren. Ze moeten ook de realiteit van een meertalig kind weerspiegelen: dat zal bijvoorbeeld niet netjes twee talen na elkaar spreken, maar ze continu verweven. Dat moet terug te zien zijn in boeken. Kamishibai – Japanse verteltheatertjes – en storyboxen zijn andere interessante hulpmiddelen om verhalen in meerdere talen te vertellen.
Achterstand compenseren
Een van de meest bepalende factoren voor geletterdheid, zo blijkt uit recente PISA- en OECD-studies, is betrokkenheid. Hoe meer een kind gemotiveerd is om te lezen, ervan geniet en het gevoel heeft er controle over te hebben, hoe groter zijn of haar leesvaardigheid zal worden. Het gaat zelfs zo ver dat kinderen met een moeilijke achtergrond dankzij een sterk literair engagement hun socio-economische achterstand kunnen goedmaken. Daaruit leidt Hélot af dat we via boeken zelfs een impact kunnen hebben op sociale ongelijkheid.
Precies in het verhogen van die betrokkenheid ziet ze kansen voor verdere opleidingen voor leerkrachten. Zij kunnen zich afvragen hoe vaak, hoe creatief, hoe participatief en hoe krachtig ze hun leerlingen in aanraking brengen met boeken en literatuur. Taal hoeft daarbij geen barrière te zijn, integendeel, zo bewijst Hélot met haar slotbedenking. Ze citeert de Franse tekenaar Tomi Ungerer: 'Ik beleef een zonsondergang in het Frans, het Duits, het Engels en/of het Elzassisch. Zo kan ik tegelijkertijd genieten van vier zonsondergangen – astraal gezien toch niet slecht.'
Toekomsteilanden te midden van ruïnes
In Zweden geboren, op haar vijfde naar Nederland verhuisd – Marit Törnqvist is zelf een meertalig persoon en ondervond aan den lijve welke bruggen boeken kunnen bouwen. Tijdens haar ontroerende getuigenis vertelt ze eerst hoe verhalen ervoor zorgden dat zij en haar nieuwe klasgenoten elkaar vonden. Aanvankelijk hadden die haar gepest – omdat ze in het Nederlands niet meer kon zeggen dan 'dikke buik' (haar moeder was zwanger) en 'cake' (dat klinkt hetzelfde in het Zweeds) – maar dankzij Astrid Lindgren kwam daar verandering in.
Törnqvist was Pippi Langkous niet, maar ze kende het huis uit Emiel van de Hazelhoeve en de bosweggetjes waarop Emiel rende. Ze wist hoe de kaneelbroodjes uit Karlsson van het dak proefden en opeens begrepen haar klasgenoten haar beter. Een leerkracht zou dat besef actief kunnen gebruiken in de klas, door bijvoorbeeld een Italiaans verhaal voor te lezen als er een leerling uit Italië afkomstig is.
Boeken betekenden voor Törnqvist ook een brug naar de echte wereld, waarin eenzaamheid, ziekte, hongersnood en oorlog troef waren. Door erover te lezen, dacht ze alvast op die uitdagingen te kunnen oefenen. Tegelijk bleef ze als illustrator de verbinding voelen met haar eigen idyllische kindertijd, bijvoorbeeld door boeken van Astrid Lindgren van tekeningen te voorzien.
Universele verhalen
Dat deed Törnqvist letterlijk. Op vraag van Artsen Zonder Grenzen reisde ze in 2006 twee weken door Burundi, meestal in ambulances. Elke avond tekende ze wat ze overdag had gezien, en ze kon niet anders dan zich een kind te voelen. Een kind dat waarlijk niet begrijpt waarom twee groepen elkaar hadden uitgemoord en voor 600.000 weeskinderen hadden gezorgd. Met het boek dat eruit voortvloeide, Wat niemand had verwacht, hoopte ze bruggen te slaan tussen kinderen en volwassenen, tussen leerkrachten en leerlingen bijvoorbeeld. Zij kunnen dankzij het boek in gesprek gaan over hoe het komt dat de volwassenen de maatschappij zoals die vandaag is geaccepteerd hebben.
Vooral universele verhalen blijken goede bruggenbouwers te zijn, zegt Törnqvist. Ze spelen zich af los van een specifieke plaats of tijd, waardoor een boek geïllustreerd door een Nederlands-Zweedse opeens een twaalfjarige jongen op Curaçao hardop kan doen lachen van herkenning. Lijkt de wereld van een boek toch ver van lezers te staan, dan kan je hen bijvoorbeeld het decor van het verhaal laten schilderen en hen uitnodigen daarin te gaan wonen. Zo vergroot de betrokkenheid enorm.
Welkomstgeschenk voor vluchtelingen
De allerbelangrijkste brug vindt Törnqvist uiteindelijk de brug die ze bouwde naar vluchtelingenkinderen. De afgelopen vijf jaar voelde ze een sterke behoefte om die kinderen, die thuis onvoorstelbare dingen hebben gezien, hier te onthalen met een warme arm om hun schouders en de mededeling dat ze het helemaal niet eens is met de hekken die Europa tegen hen optrekt.
In een asielcentrum in haar Zweedse dorp ging ze voorlezen uit De rode vogel – een van Lindgrens verhalen die ze illustreerde – aan vluchtelingenkinderen uit Damascus. Die vochten bijna om die ene Arabische vertaling die ze in haar bezit had, waarna ze haar uitgever en Lindgrens erfgenamen wist te overtuigen om 30.000 boeken te drukken en uit te delen als welkomstgeschenk. In Nederland stelde ze een bloemlezing samen waardoor kinderen uit Aleppo vanaf hun eerste dag in Nederland toegang hadden tot de literatuur van bijvoorbeeld Annie M.G. Schmidt en Toon Tellegen.
“Wij zijn alles kwijt, maar doordat we jouw boek hebben, hebben we alles.”
Aan haar recente boek Het gelukkige eiland – alweer een universeel verhaal over een meisje dat zoekende is op zee – koppelt Törnqvist misschien nog de pakkendste anekdote. Ze las het verhaal voor in een containerbibliotheekje op een plek in Iran waar een aardbeving alles had verwoest. Zestig kinderen verloren daarbij zelfs hun ouders.
'Nooit eerder zag ik zo'n betrokkenheid bij een verhaal', vertelt Törnqvist. Een jongetje verklaarde het door te zeggen: 'Wij zijn alles kwijt, maar doordat we jouw boek hebben, hebben we alles.' Ze liet hem en zijn vriendjes tekeningen maken van hun eigen gelukkige eiland, van hoe zij dat zouden invullen. Het was heel opvallend dat ze niet alleen een huis, maar ook meteen een gastenhuis tekenden. Andere mensen kunnen ontvangen was voor hen heel belangrijk.
Als de kinderen te midden van de ruïnes van hun stad hun prachtige, getekende toekomsteilanden aan Törnqvist laten zien, vindt zij dat ongelofelijk mooi en hoopvol. Het is meteen ook de mooiste brug: die naar de toekomst.
Goede, maar lange weg
Tot slot van de sessie belicht Eva Devos hoe meertaligheid volgens Iedereen Leest een plaats kan krijgen in een inclusieve leesomgeving. ‘Het gaat over taal en cultuur, en dus belangrijk symbolisch kapitaal’, weet ze. ‘Vanuit onze leesbevorderingsbril gaat onze zorg uit naar het maximaliseren van de betrokkenheid van zoveel mogelijk kinderen, jongeren en volwassenen bij lezen en boeken. Een plaats geven aan meertaligheid in taal- en leesbeleid blijkt veel positieve effecten te hebben. Alle redenen om er in de toekomst blijvend op in te zetten.’
Heel veel partners in heel veel velden
Vandaag is meertaligheid ook in Vlaanderen een realiteit, weet Devos. Ze staaft dat met cijfers: bijna 20 procent van de kinderen tussen zes en twaalf jaar is afkomstig uit een gezin waar de thuistaal niet het Nederlands is. 29 procent van alle pasgeborenen in het Vlaamse Gewest heeft een moeder die niet overwegend Nederlands spreekt. Het maakt de taak van leesbevorderaars, bibliotheekmedewerkers, leraars en beleidsmensen een stukje uitdagender.
Maar zuchten bracht nog niemand vooruit. Er is actie nodig van heel veel partners in heel veel velden om een kwalitatieve, uitnodigende leesomgeving mét plaats voor meertaligheid te creëren. De afgelopen jaren verschenen daarover al nota’s van onderwijskoepels. Ook de Nederlandse Taalunie publiceerde vorig jaar een document met de nieuwste wetenschappelijke inzichten over meertaligheid in het onderwijs. Hun specifieke doel: het bredere maatschappelijke debat voeden met feitelijke informatie.
Meertalige collecties
Veel scholen roeien in deze context al met de minieme riemen die ze hebben. Ze hebben vooral behoefte aan een duidelijk taalbeleid met aandacht voor meertaligheid, gedragen door alle betrokkenen. De koppeling met leesbevordering moet daarin gebeuren op een vanzelfsprekende en niet-vrijblijvende manier.
Ook bibliotheken en het bibliotheekbeleid – die mee verantwoordelijkheid dragen in deze kwestie – hebben nood aan structureel, niet-vrijblijvend beleid waar ook budget tegenover staat. Jammer genoeg blijft de ondersteuning vanuit de lokale overheid vaak uit, bijvoorbeeld ook als het gaat om meertalige collecties, iets waarvoor de interesse duidelijk groeit, merkt Iedereen Leest.
De Brusselse Nederlandstalige bibliotheken bewijzen hoeveel je met een welwillend beleid en samenwerken kan bereiken. Ze bouwden een collectie uit met Arabische, Spaanse, Roemeense, Bulgaarse en Russische boeken en betrokken daar vanaf dag één hun gebruikers bij. Dat blijkt een belangrijke sleutel tot succes.
Grensoverschrijdend werken als oplossing
Misschien wel het grootste struikelblok in dit verhaal, weet Devos, is het vinden van aanbevelenswaardige niet-Nederlandstalige jeugdboeken. Hoe doe je aan collectievorming als je de taal niet kent? Op haar website verzamelt Iedereen Leest interessante bronnen die daarbij als inspiratie kunnen dienen.
Blijft nog de vraag: hoe koop je die boeken dan aan? Bibliotheken werken met bestelbonnen, en dat is vaak moeilijk uit te leggen aan pakweg een Poolse webshop. Grensoverschrijdend werken, bijvoorbeeld met uitgeef- en distributienetwerken, zou in de toekomst een oplossing kunnen brengen.
Er zijn dus veel schakels in dit verhaal, besluit Devos, en die gaan van visie- tot collectievorming. Vandaag klikken ze nog niet altijd even goed in elkaar, maar het is overduidelijk waarom we daar iets moeten aan veranderen. We zijn op de goede weg, maar de weg is nog lang.
Deel dit artikel: