Taal is meer dan wat woorden achter elkaar, taal kan deuren openen en sluiten
Participatie is een breed begrip dat vele ladingen dekt. Hoe kunnen we binnen leesbevordering écht kansen creëren voor iedereen? Hoe zorgen we ervoor dat elk kind een cultureel kapitaal kan opbouwen dat andere deuren opent? Hoe kan een leesomgeving participatiedrempels wegwerken en uitsluitingsmechanismen tegengaan? En hoe kan een leesbevorderaar zich engageren in verschillende gemeenschappen?
door Katrien Steyaert
Dit artikel is een verslag van een deelsessie op de Iedereen Leest-conferentie 'Waarom leesbevordering ertoe doet'. Die vond plaats in Gent op 11 februari 2020. Alle verslagen van die conferentie lees je in een terugblik.
Tussen lezen en welzijn leggen we misschien geen evidente link. Maar leesbevorderingsactiviteiten kunnen volgens Iedereen Leest wel degelijk een positieve impact hebben op de sociale cohesie en op het welbevinden van mensen. In deze deelsessie was er extra aandacht voor oprechte participatie, voor de kracht van trial and error en voor de soms onverwachte verleiding van taal.
De meeste doelgroepen ontvangen je met open armen
‘Ik wil je laten dromen van mogelijkheden die u nog niet benut’, begint Kris De Visscher. Hij werkt bij Demos, het kenniscentrum dat zoveel mogelijk mensen wil laten proeven van de rijkdom van cultuur, kunst, jeugdwerk en sport. ‘Maar ik ga ook een beetje duwen waar het pijn kan doen’, gaat hij verder. ‘Als leesbevorderaars nemen jullie ongetwijfeld al enorm veel knappe initiatieven. Elk van die acties is goed, want er staan minstens enkele participanten tegenover waarvoor je net datgene biedt wat zij nodig hebben. Maar dat betekent niet dat je blind mag zijn voor de deuren die je misschien voor anderen sluit.’
Ken de gevolgen
De Visscher noemt enkele mogelijkheden op het continuüm tussen deelnemen en deelhebben (je mede-eigenaar voelen). Een organisatie kan voor een strategie van ontkieming kiezen waarbij ze de doelgroep van haar aanbod laat proeven door simpelweg op hun pad te komen. Boekstart is een mooi voorbeeld in dat verband. Een tweede optie is om zelf naar de doelgroep te stappen, zoals bijvoorbeeld Boekenbende aan huis dat doet. Een derde piste is bemiddeling, waarbij een initiatiefnemer spontaan en informeel ruimte maakt voor afstemming en marge. Ga je bijvoorbeeld voorlezen aan huis, dan kan het zijn dat je je daarbij moet aanpassen aan het tijdstip van eten van dat gezin. Tot slot is er het gedeeltelijke of volledige mede-eigenaarschap zoals bij Studio Sesam, waar mensen zelf verhalen en figuren mogen maken vanuit hun eigen achtergrond.
Het komt erop aan binnen dat kader te bepalen waarvoor je gaat en waarvoor niet, en goed te beseffen wat de consequenties daarvan zijn op het bereik en de geloofwaardigheid van jouw organisatie.
Kom uit de gouden kooi
Veel aanbieders bewandelen al dan niet bewust wat De Visscher 'diepe karrensporen' noemt. De beschikbare tijd en de projecten liggen vast in nota’s, waardoor er weinig speelruimte voor nieuwe initiatieven overblijft. Maar net die is cruciaal voor participatie als uitgangspunt, een houding waarbij je uit oprechte interesse gaat luisteren naar de doelgroep en – in dit geval – naar wat boeken in hun leven betekenen.
Dat kan alleen door uit je comfortzone te stappen, zegt De Visscher, en hij geeft concrete tips: schaf een vergadering af ten voordele van een praatje in het buurthuis, wees extra alert voor wat je ziet op weg naar het werk of op tv, laat je rondleiden door jongeren uit de buurt, organiseer jouw festival op een kwetsbare locatie, laat je organisatie screenen door mensen met een handicap. Het zijn allemaal tastbare en wellicht haalbare mogelijkheden om uit de gouden kooi te breken die onze jobs vaak zijn.
“Kom uit je comfortzone: schaf een vergadering af ten voordele van een praatje in het buurthuis, laat je rondleiden door jongeren uit de buurt, organiseer jouw festival op een kwetsbare locatie ...”
Erken je duikboten
Wie participatieve projecten opstart, zal vroeg of laat stoten op wat professor Peter Adriaenssens - weliswaar in een andere context - 'duikboten' noemt, zegt De Visscher. Daarmee doelt hij op onuitgesproken opvattingen over wat goed is en wat niet, over wat hoort en wat niet. Meestal ontdekken we bij onszelf pas dat kader als we geconfronteerd worden met andere referentiekaders. De achillespees van participatie schuilt precies daarin: vergeten wat onze duikboten zijn, en de dominante positie waarin wij leesbevorderaars meestal zitten gebruiken om de zaken toch te doen verlopen zoals wij voor ogen hadden. Het dreigt het prille contact met nieuwe mensen meteen weer stuk te maken.
Dat is geen verwijt, besluit De Visscher, wel een oproep om je ervan bewust te zijn. Als organisaties bepaalde doelgroepen nog niet bereiken, ligt dat meestal aan het feit dat ze haar eigen duikboten niet erkent. Het ligt niet aan de mensen die ze wil onthalen. Zij krijgen vaak onterecht het etiket ‘moeilijk bereikbaar’, want van zodra je hen de hand reikt, ontvangen ze jou met open armen.
Poëzie als femme fatale
Een schoffie uit het Limburgse Maasland, zonder toegang tot Dostojevski of Bach, sprekend in een armtierige taal. Zo omschrijft auteur Mustafa Kör zijn zestienjarige zelf. Hij had er toen net op school de brui aan gegeven. ‘Ik had de meisjes leren kennen', vertelt hij, 'en ten huize Kör, in de schaduw van de mijnschachten, was er weinig animo om de benjamin achter de veren te zitten inzake opleiding.’
Achteraf bekeken is het net die achtergrond die zijn poëziejongens herkenden. Op vraag van het Poëziecentrum en CANON Cultuurcel werd Kör een tweetal maanden dichter in residentie op een technische school in Tessenderlo. Was het de parallel met mijn eigen schooltijd, vraagt hij zich af, of het feit dat ik een onverbeterlijke romanticus ben? Misschien. Wat sowieso de doorslag gaf, was zijn bloedhekel aan de term ‘laaggeschoolden’. Hij noemt het een schande dat je jongens zoals die in Tessenderlo aan het prille begin van hun leven al wegzet als voer voor de fabrieken, als gasten die geen kaas gegeten hebben van de fijne dingen des levens of de hoge literatuur.
“Het is een schande dat je jongeren aan het prille begin van hun leven al wegzet als voer voor de fabrieken, als gasten die geen kaas gegeten hebben van de fijne dingen des leven of de hoge literatuur.”
Kunst kan levens redden
Kör wilde hun niet zoals een stoffige leerkracht het belang van poëzie opdringen – dat werkt averechts, gelooft hij. Hij wilde net laagdrempelige kampvuurmomenten installeren, beginnend met het voorlezen van een seksscène uit Turks fruit van Jan Wolkers.
Waarna hij vertelde over hoe lang het duurde eer hij zelf de amour fou voor literatuur opdeed. Het was pas toen hij verlamd raakte en zeeën van tijd moest doorbrengen met dat kapotte lichaam van hem dat de woorden begonnen te zingen. ‘Het is een torenhoog cliché’, zegt hij, ‘maar kunst kan levens redden. Het bracht mij bewustzijn. En als ik in Tessenderlo maar één procentje daarvan kon overbrengen, van die magie die uitgaat van die femme fatale genaamd poëzie, dan was ik al gelukkig.’
Die jongens lieten zich inderdaad op sleeptouw nemen, gingen dwalen in woorden, discussieerden over adjectieven en synoniemen, leerden dat muzikaliteit in een tekst werkt als een dubbele shot espresso. ‘Ik voelde veel voldoening als ik hen over hun schriftjes gebogen zag, werkend aan gedichten over pinguïns en hitsige opa’s, maar even goed over oorlog en demonen.’
Het tegendeel van armoe troef
De groep, die zichzelf de naam ‘Skip Frans’ gaf, naar de lessen Frans die ze dankzij Kör mochten overslaan, kan intussen trots zijn op een bundeling en is het onderwerp van een documentaire. Zo kan wat ludiek begon misschien toch een heel leven bijblijven, zegt Kör.
‘Ik geloof niet dat ons onderwijs erop achteruitgaat of dat onze scholieren amper nog kunnen lezen en schrijven. We zijn gewoon beland op de snelweg van de 21ste eeuw en dat vergt nieuwe vaardigheden en andere methodes’, besluit hij. ‘Het is geen armoe troef, integendeel. Ik moest daar in Tessenderlo maar één verleidelijke noot laten horen en mijn zestienjarige, zogenaamd laaggeletterde schoffies popelden om er mee op uit te trekken, gretig om te gaan ruiken aan de bloemen van de poëzie.’
Door te blijven proberen, leer je elke keer iets bij
Participatie loopt als een rode draad door de werking van Iedereen Leest, zegt Bart De Nil. Daarbij hanteert de organisatie het principe van het universeel proportionalisme. Ze voert een breed beleid en schuift waar nodig aan enkele knoppen. Zo is Boekstart er voor alle kinderen, maar ontwikkelt Iedereen Leest daarbovenop specifieke handvaten voor zij die meer noden rond taal hebben.
Het team werkt daarbij altijd volgens de grassroots-mentaliteit, namelijk van onderuit. Het begint niet vanuit een theoretisch raamwerk, maar stapt in de realiteit en ontwikkelt daar expertise. Veel zaken draaien daarbij anders uit dan verwacht of lukken zelfs helemaal niet, maar dat is elke keer leerrijk. De tools die eruit groeien, koppelt Iedereen Leest vervolgens terug naar het brede werkveld van cultuur, onderwijs en welzijn.
Zien waar we uitkomen
Enkele inspirerende pilootprojecten illustreren de aanpak. Bij ‘Elk verhaal telt’ was het de bedoeling om vrouwen uit kwetsbare delen van Zelzate op dinsdagavond naar de bibliotheek te krijgen. Het bleek aanvankelijk aartsmoeilijk om hen te bereiken, maar door te blijven proberen en enkele randvoorwaarden te vervullen – er was eten en kinderopvang – kwam er uiteindelijk toch een kleine groep opdagen.
Van lezen, zoals aanvankelijk de bedoeling was, kwam niet veel in huis. Maar door samen bezig te zijn, kwamen er automatisch verhalen bovendrijven. Eén vrouw, die vertelde over de breicultuur in haar Turkse geboortedorp, richtte achteraf zelfs een breiclub op in de bibliotheek. Er volgde ook een tentoonstelling, maar zo’n concreet eindresultaat bereik je bij dit soort projecten vaak niet eens.
Eigenlijk moet je helemaal van dat projectmatige denken af, weet De Nil. 'Er is geen begin- en geen einddatum. We starten gewoon en zien wel waar we uitkomen. Maar onderweg leren we zo veel over hoe we met bepaalde mensen kunnen werken. Ook de bibliotheek in Zelzate moest hiervoor uit haar comfortzone komen – de avonden vonden plaats buiten de openingsuren – maar het leverde weer nieuwe inspiratie op voor andere activiteiten.'
Creëer de goesting
Onder de noemer ‘Kleine documenten, grote verhalen’ bracht FARO in samenwerking met Iedereen Leest spelers uit de cultuur- en de zorgsector met elkaar in contact: het Letterenhuis en de HerstelAcademie van Antwerpen. De doelgroep waren mensen die er een behandeling voor psychische problemen op hadden zitten, maar nog baat hadden bij een zinvolle dagbesteding. In de archieven van het Letterenhuis, een plek waar ze anders niet zouden komen, vonden ze verhalen over rouw en verdriet en gingen daar geïnspireerd mee aan de slag. Het project heeft zich intussen uitgebreid naar onder meer het Museum Plantin-Moretus.
De Nil bevestigt wat De Visscher eerder zei: stap als cultuurorganisatie naar een zorginstelling met de vraag om samen te werken en je krijgt een enthousiaste ‘ja’. Iedereen Leest vindt het alleszins een interessante manier om vooruitgang te boeken op het maatschappelijke domein en dat, onder meer op zijn website, te vertalen naar andere leesbevorderaars en geïnteresseerden.
Eigenlijk is er maar één advies, besluit De Nil: Begin eraan! Creëer goesting om erin te vliegen! Sommige ideeën zullen in de praktijk niet werken. In Zelzate vielen er mensen af en was er drie, vier keer een herstart nodig. Maar door te blijven proberen, leer je elke keer iets bij. Je ontdekt wat voor jou als professional het beste werkt en hoe je samen met jouw doelgroep stappen vooruit kunt zetten.
Deel dit artikel: