De vijf van Edward van de Vendel

'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: schrijver en dichter Edward van de Vendel.

door Katrien Steyaert
©Michiel Devijver en Iedereen Leest

Zijn enige misdaad ooit pleegde Edward van de Vendel voor de literatuur, want die had hem een uitweg uit een tienerdepressie geboden. ‘Vandaag sterken de interessantste schrijvers me in mijn wens om een Partij van de Liefheid op te richten’.

1. ‘Geschiedenis van geweld’ – Édouard Louis

‘Ik hou me meer en meer bezig met maatschappelijke vragen. Als ik een boek als De gelukvinder schrijf, samen met een jonge vluchteling, doe ik dan niet te weinig? Moet ik niet ook werken met anderen die al jaren om een stem vragen? En hoe ga ik om met de woede en angst die de laatste tijd zo dichtbij komen? In het nieuws, op Twitter: er is voortdurend heftigheid, terwijl ik net erg van harmonie houd. Ik zou het liefst pleiten voor een Partij van de Liefheid, maar om die op te richten moeten we weten waar de agressie vandaan komt.’

‘De hartstikke jonge en interessante Franse schrijver Édouard Louis is er voortdurend mee bezig. Zijn tweede autobiografische boek, Geschiedenis van geweld, gaat om een nacht die hij beleeft met een jongen van Algerijnse afkomst, die hem eerst liefheeft, maar dan bedreigt en verkracht. Vervolgens besluit Louis geen aangifte te doen, maar al schrijvend te onderzoeken hoeveel schuld die jongen en hemzelf treft. Hij beschrijft de terreur niet rechtstreeks, maar aan de hand van hoe hij zijn zus het tegen haar man hoort vertellen. Door die fantastische ingreep wordt het kunst en geen pamflet.’

‘Louis’ engagement is nochtans sterk. Hij loopt mee in marsen, fulmineert tegen de laatste Franse presidenten die gewone mensen zoals zijn werkloze vader totaal lieten vallen en gebruikt zijn talent om te tonen hoezeer het persoonlijke altijd politiek is. Dat resoneert nu erg bij mij. Ik weet daardoor niet hoe we het foute toekomstscenario waarop we afstevenen kunnen vermijden, maar het sterkt me in mijn wens een schrijver te zijn die zorg draagt voor mensen.’

“Ik leer van Louis dat het persoonlijke altijd politiek is en dat maakt dat ik meer dan ooit een schrijver wil zijn die zorg draagt voor mensen.”

2. ‘De tranen knallen uit mijn kop’ – Guus Kuijer

‘Lollige boeken horen er ook bij, want verhalen die eerste lezers dicht tegen de borst drukken omdat ze er zo om moeten lachen, passen ook binnen mijn engagement. Als kind had ik er veel aan kunnen hebben, maar ik las niet veel. Ik kreeg alleen maar stoerejongensboeken terwijl ik gevoelig en klein was. Daarom voelde ik me zo misplaatst in de middelbare school. Ik kwam uit een dorpje waar mijn vader nota bene mijn meester was geweest en ging naar een leeuwenkuil met 2000 leerlingen, waar veel gepest werd en sommige leerkrachten heel naar en cynisch deden. Daardoor heb ik eigenlijk van mijn twaalfde tot mijn vijftiende een depressie gehad.’

‘Wat hielp, was denkbeeldige lokalen bijbouwen, dromen maken, andere levens verzinnen. Ik ging brieven schrijven aan beroemde mensen en – vanaf zowat mijn vijftiende – véél lezen. Als eerste verzamelde ik de boeken van Guus Kuijer, en vooral De tranen knallen uit mijn kop werd megabelangrijk.’

‘Het gaat over een gewoon tienjarig jongetje, maar hij heeft een boompje in zijn hoofd waaraan verhalen groeien en hij droomt voortdurend weg. Dat herkende ik, plus ik genoot van hoe komisch en licht Kuijer schreef. Achteraf zie ik dat hij, meer dan wie ook, een grote invloed op mijn schrijverschap heeft gehad. Door Op je kop in de prullenbak werd ik zelf meester en door een heftig boek als Papa is een hond – een kind wordt wakker als alle volwassenen zijn verdwenen – besefte ik dat ik als schrijver een gedurfd uitgangspunt mocht nemen. Tenminste, als ik 100 procent solidair ben met mijn jonge hoofdrolspeler. Kuijer valideert de kinderen écht, de dromers die ze zijn.’

“Van mijn twaalfde tot mijn vijftiende heb ik een depressie gehad. Wat hielp, was denkbeeldige lokalen bijbouwen, dromen maken, andere levens verzinnen.”

3. ‘Ze verdrinken ons dorp’ – An Rutgers van der Loeff

‘Schrijven is spelen, het is mijn redding. Dat heb ik ontdekt tijdens de lockdowns, die me eerlijk gezegd lam sloegen. Het lukte me niet meer om zo veel te schrijven als ik altijd had gedaan. Ik werd pas weer blij toen ik weer die bijlokalen in mijn hoofd kon bouwen, en dat lukte mede dankzij An Rutgers van der Loeff.’

‘Al jaren zwierf thuis een boek rond dat ik van mijn broertje heb geërfd: Rossy, dat krantenkind. Lelijke titel en omslag, maar wat een fantastisch boek! Waarom kende ik deze schrijfster niet, dacht ik verbaasd, en ik zocht tweedehands alles van haar, in totaal zo’n 70 boeken. Zo werd zij de derde auteur – na Jan Wolkers en Alfred Kossman – van wie ik ongeveer alles aan één stuk heb gelezen.’

‘Ik kies Ze verdrinken ons dorp om drie redenen. Ten eerste getuigt het van haar enorme denkkracht dat ze besluit te schrijven over wat niet meteen een kinderverhaal is: een Frans dorpje dat onder water verdwijnt door de aanleg van een stuwdam. Ten tweede bewijst het haar technisch meesterschap dat ze acht hoofdpersonen heeft – de kinderen uit één familie – en alles toch goed te volgen blijft. Ten derde is er het einde. Ik moet het wel weggeven, anders krijg ik niet uitgelegd waarom het zo ontroerend is. De opa van de kinderen die zich als laatste tegen de dam blijft verzetten, doet alsof hij dan toch wil verhuizen naar het nieuwe bejaardentehuis, maar gaat stiekem het stuwmeer op en steekt zijn bootje lek. Dat is zo gedurfd, maar omdat van der Loeff die opa en kinderen serieus neemt, is het het enige dat klopt. Zijn nazaten hadden hem zo lief dat ze het zullen begrijpen, en dus vind ik dit slot niet zonder hoop.’

“Waarom kende ik deze schrijfster niet, dacht ik verbaasd, en ik zocht tweedehands alles van haar, in totaal zo’n 70 boeken.”

4. ‘Een klein leven’ – Hanya Yanagihara

‘Van de schrijvers die ik het meest bewonder, probeer ik veel te leren, net zoals ik dat probeer van de harde kritieken die ik weleens kreeg. “Mooi, maar niet gevaarlijk”, zei een recensent over mijn eerste bundel. Lastig vond ik dat, maar nu ben ik dankbaar omdat het me deed beseffen dat bij er bij sommige boeken iets op het spel moet staan.’

‘Het is precies wat Yanagihara doet in Een klein leven. Ze zoekt de extremen op, bijvoorbeeld door haar hoofdpersoon Jude een jeugd vol misbruik toe te schrijven. Hij is daardoor niet meer te redden en dat is heftig, maar de drie andere jongemannen in het boek –  zijn twee dierbaarste vrienden en zijn partner – proberen toch zo dichtbij mogelijk bij hem te blijven. Zo wordt het boek – dat daarom eeuwig in mijn top drie zal staan – een ijzingwekkend belangrijk pleidooi voor lief zijn tegen het onmogelijke in. Ik liet er letterlijk mijn slaap voor, heb zoveel ervan geleerd. Het bevestigde mijn idee voor een Partij van de Liefheid, want de enige keuze die we hebben, is om beschadigde medemensen proberen te begrijpen en onszelf gezond te houden zodat we dichtbij kunt blijven.’

‘Dat is Yanagihara’s andere grote thema: de nieuwe familie die je als lgbti’er bouwt en hoe verbindend die is. Het deed me nog veel meer in die richting lezen en schrijven. Zo richtte ik Querido Glow op, een imprint voor boeken met lgbti-hoofdpersonen, en maak ik nu een gelijknamige podcast. Ik merk dat het me goed doet en ik aarzel nu bijvoorbeeld niet meer als onbekenden me naar mijn relatiestatus vragen. Yanagihara blijft me daarin stimuleren, en ik van mijn kant zal haar altijd verdedigen.’

“De enige keuze die we hebben, is om beschadigde medemensen proberen te begrijpen en onszelf gezond te houden zodat we dichtbij kunt blijven.”

5. ‘Schildersverdriet’ – Paul Snoek

‘Het gaat raar klinken, maar eigenlijk vind ik poëzie vaak te moeilijk of te particulier. Tegelijk zijn er enkele gedichten die bij het belangrijkste zijn dat ik ooit las. “Onder water” van Paul Snoek bijvoorbeeld, uit zijn bundel Schildersverdriet, vooral dan vanwege deze zin: “Onder water ben je steeds alleen,/ maar eenzaam nooit. Een man van zout/ zou er pijnloos, spoorloos kunnen smelten”. Die zintuiglijke, raadselachtige beelden, die ik niet helemaal snap, maar die als een wolk om me heen drijven. Dat idee dat er een veilige plek is waar je pijnloos kunt verdwijnen.’

‘Eigenlijk is het een gedicht over geluk, en daarover is het hartstikke moeilijk schrijven. Ik merk dat vandaag weer omdat ik werk aan een nieuwe bundel die Gelukkig en blij zal heten. Waar komt geluk vandaan, waarin zit het? Het zijn vragen waarop me vaak geen antwoorden te binnen vallen, maar als dat toch gebeurt, is het alsof ik schrijf en tegelijk vakantie heb. Snoek had ook een veel droevigere kant, maar altijd voel je de rijkheid van zijn Vlaamse taal en zijn uit het leven gegrepen metaforen. Hij heeft het vaak over sneeuw, zout en olie – dingen die we allemaal al geproefd hebben - en dus niet over Griekse mythologie, waar ik weinig mee heb.’

‘Het was wel dankzij de leeslijst op school dat ik Snoek vond en betoverd werd. Ik heb nooit wat gestolen, behalve toen ik wegging uit de lerarenopleiding. Kort daarna werd de bijbehorende bibliotheek gesloten en ik nam daaruit Bultaco 500cc mee, een zeldzame kleine uitgave van Snoek. Ik dacht: dit zal meer geliefd worden bij mij. Ik blijf het inderdaad, samen met zijn verzamelde gedichten, koesteren.’

“Waar komt geluk vandaan, waarin zit het? Het zijn vragen waarop me vaak geen antwoorden te binnen vallen, maar als dat toch gebeurt, is het alsof ik schrijf en tegelijk vakantie heb. ”

©Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest