De leeswereld van Tessa Kerre
'Lezen is denken met andermans hoofd', zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Tessa Kerre, hematologe.
‘Ik heb me een beetje laten gaan’, lacht Tessa Kerre. De vraag om een drietal boeken mee te brengen die haar Leeswereld enigszins symboliseren is geresulteerd in een tas vol verhalen, verdeeld over drie thema’s die voor haar van belang zijn: rouw, Russen en Zuid-Amerikanen. Ze legt de boeken keurig op een kleine, houten tafel. ‘Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez moést ik meebrengen. Dat is mijn oerboek, geen ontkomen aan.’
De weinige vrije tijd in het leven van Tessa Kerre gaat op aan kunst, en in de lente en zomer aan een serre vol tomaten. Ze houdt van muziek, schildert zelf en leest overal, al een leven lang. Een leven dat draait om het leven van anderen: professor Kerre is hematologe -gespecialiseerd in acute leukemie, immunotherapie en stamceltransplantatie- in het UZ Gent en is hoofddocent aan de Universiteit Gent. Als een van de weinige topdokters is Kerre alfa en bèta ineen, combineert ze een bijzonder technische, medische kennis met gevoel voor verhaal. In een wereld van cijfers en wetenschap heeft zij de verbeelding binnengeloodst. Ze laat jonge studenten van de faculteit geneeskunde en gezondheidswetenschappen voorlezen aan zieke en soms ook palliatieve patiënten. Kerre schreef zelf ook twee boeken: Immuun voor kanker? Verhalen over wetenschap, mensen en verbeelding en Kunst op voorschrift.
“Ik behandel geen ziektes, ik behandel mensen. Verhalen kunnen helpen om verbinding te maken met de mens. Dat is van groot belang.”
‘Ik behandel geen ziektes’, zegt ze, ‘ik behandel mensen. Verhalen kunnen helpen om verbinding te maken met de mens. Dat is van groot belang. Lezen helpt mij als arts om de patiënt te begrijpen, of dat althans te proberen, me in te beelden wat de impact van een diagnose of van een behandeling is, of kan zijn, op iemands leven. Literatuur heeft van mij een betere arts gemaakt, denk ik. Sommige artsen worstelen met die verbinding. Nu is er in de opleiding meer oog voor, maar vroeger was dat niet zo. De zorgsector draait nog te vaak om ziektebehandelingen, om checklists, en te weinig om de mens.’
Auster
‘Mijn job heeft de thema’s verdriet, afscheid en rouw binnengebracht in mijn Leeswereld. Er speelt zich weinig drama af in mijn privéleven, ik ben gelukkig, maar op professioneel vlak word ik geconfronteerd met veel leed en donkerte. Binnen de hematologie, en zeker in het domein van acute leukemie en stamceltransplantatie, gaat het vaak om overleven. Bij hele zware therapieën is het erop of eronder en is de kans op overleven -hoe hard dat ook klinkt- vaak minder dan vijftig procent. Om de mensen nog een kans te geven moeten ze door de hel, zo zwaar is de therapie. Soms door een korte hel, maar soms duurt die maandenlang, en sterft die persoon alsnog. Ofwel door de ziekte zelf, of als gevolg van de therapie. Vanzelfsprekend is dat bijzonder hard voor de mensen zelf, en hun naasten, maar ook voor de zorgverleners is dit zwaar. Als iemand sterft door de therapie speelt het verantwoordelijkheidsgevoel op. Ik kan dat plaatsen, maar makkelijk is dat niet. Het is een grote uitdaging om te zoeken naar het evenwicht. Soms weet je op voorhand dat een extra zak chemo niet gaat aanslaan en moet je dat uitspreken.
Ik lees geregeld verhalen over kanker, over het einde van het leven, omdat het mijn blik als arts en als mens verbreedt. Notes on grief van Chimamanda Ngozi Adichie was heel herkenbaar. Ze schrijft over lijfelijk voelbare, rauwe rouw, wat ik ook zie bij nabestaanden van patiënten. Soms is er maanden of zelfs jaren later nog contact en ben je als arts deelgenoot van hun rouw. Toen ik dat boekje van Adichie las dacht ik: zo gaat het ook voor mij aanvoelen als mijn vader sterft.’
‘Het voorleesproject in het ziekenhuis, bij mensen met kanker, leverde bijzondere verhalen op. Drie jaar na een stamceltransplantatie werd een patiënte terug opgenomen. We dachten aan een darminfectie, maar het bleek opnieuw leukemie te zijn, die zich als massa in haar maag had vastgezet. Het werd vrij snel duidelijk dat er geen hoop meer was. Toen de tweeëntwintigjarige student die aan haar voorlas dat hoorde, wilde hij het project graag verderzetten. De patiënte zelf ook. Hij las een liefdesverhaal van Paul Auster aan haar voor. Het voerde haar jaren terug in de tijd, naar het moment dat ze haar man leerde kennen. Een moment dat ze vergeten was. De band tussen de lezer en de patiënte was van een intense schoonheid.
De impact van literatuur is onvoorspelbaar. Je weet niet wat het voorlezen zal teweegbrengen. Toen een jonge vrouw met twee kinderen een verhaal van Bernard Dewulf werd voorgelezen, over een zoon die met zijn vader op de bank zit en naar zijn kamer gaat, omdat hij de avond saai vindt, barstte de vrouw in tranen uit. Alle opgekropte emotie kwam los.’
Goudzand
‘Ik heb als kind zelf ontzettend veel gelezen’, zegt Tessa. ‘Kom, we gaan fietsen!’, zei mijn papa, en ik dacht: ‘Ik wil gewoon verder lezen!’ (lacht) Mijn papa is wiskundige, mama kunsthistorica en als enig kind was er veel ruimte om te lezen. Dat deden ook mijn ouders. Ik wilde graag een broer of zus, maar aangezien die niet kwam, heb ik Polly bedacht, mijn ingebeeld vriendinnetje. Blijkbaar heb ik als tweejarige tegen mijn ouders gezegd: ‘Er komen leuke dagen. Ik ben dood en Polly komt.’ Dat klinkt een beetje bizar, ik weet het. (lacht) Misschien had ik die verbeeldingskracht overgenomen uit verhalen.
Het is opvallend dat ik als enig kind graag familiekronieken lees, zoals Honderd jaar eenzaamheid of Het achtste leven (van Nino Haratischwili). Mijn man is overigens ook enig kind en we hebben als koppel ook maar één kind. Als we met vier generaties samenkomen, zijn we met zeven.
Ik lees niet om te ontsnappen, dat is het doel niet, wel is het fijn om na een intense dag in het ziekenhuis een andere wereld te betreden. Zoals die van de oude Russen. Die werden me op de middelbare school -Sint-Bavo in Gent- aangeraden door een paar fantastische leerkrachten. Een daarvan, ik zag haar heel toevallig nog in boekhandel Limerick, raadde me Konstantin Paustovski aan, en dan vooral zijn memoires. Ik vond ze prachtig, Paustovski schrijft bijzonder mooie, beeldrijke zinnen. Recent ontdekte ik Goudzand, de dagboekaantekeningen van Paustovski die de memoires niet hebben gehaald. Daarin las ik dit: (klapt het boek open)
Voor een schrijver is het geheugen bijna alles. Het opgespaarde materiaal ligt er niet alleen maar opgeslagen. Het waardevolste blijft als een toverzeef achter. Stof en molm vallen erdoor en worden door de wind weggevoerd, en slechts het goudzand blijft achter. En daarmee worden dan kunstwerken gemaakt.
“Ik lees niet om te ontsnappen, dat is het doel niet, wel is het fijn om na een intense dag in het ziekenhuis een andere wereld te betreden.”
Bevertheorie
‘Nu je het zegt, valt het me ook op: er ligt veel somberte op tafel, veel boeken waarin de dood een grote rol speelt.’ Kerre zoekt een verklaring: ‘Ben ik aangetrokken tot somberte of wordt er gewoon meer over dat soort thematiek geschreven? Zijn er eigenlijk veel vrolijke romans? Onlangs nog las ik De bevertheorie van Antti Tuomainen. Wat een heerlijk ontspannend boek! Humoristisch, maar toch diepgaand en goed geschreven. Misschien zijn er wel heel veel hoogstaande en grappige boeken, en heb ik er gewoon geen weet van. Al wie tips heeft, stuur maar door!’
Deel dit artikel: