In het atelier van Charlotte Dematons
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij prentenboekmaker en illustrator Charlotte Dematons in Haarlem.
Buks
‘Ik mis soms de gekheid van Amsterdam, waar ik eind jaren ‘70 woonde. Maar Bas, mijn man, kon niet tegen de stad en ik zou het nu ook niet meer trekken. Er stonden weleens verslaafden te schreeuwen op straat, de buurman zette vaak ‘s nachts luide rock-’n-roll op, terwijl het hier op mijn zolder heerlijk stil is. Iedereen zegt altijd: “Jij kletst zoveel” en dat klopt, dat is ook irritant, maar de meeste tijd ben ik in m’n eentje aan het werk, zonder muziek. Aan de piano, daar tegen de wand, zet ik een koptelefoon op omdat ik als de dood ben dat de buurman een buks (kort geweer, red.) koopt als hij me eindeloos moet horen vechten met de noten.’
“Iedereen zegt altijd: “Jij kletst zoveel” en dat klopt, dat is ook irritant, maar de meeste tijd ben ik in m’n eentje aan het werk, zonder muziek.”
Oma op de thee
‘Kort na de dood van mijn moedertje, in 2019, maakte luisteren naar klassieke muziek me te verdrietig. Dan hoorde ik haar weer piano spelen; ze was docent en begeleidde me als ik fluit speelde. Ook mijn vader droeg bij aan m’n warme jeugd. Achter op ons land in Normandië had hij een huisje voor me gebouwd, waarvoor ik een postbus op een stokje knutselde. Als mijn oma uit Nederland kwam, stopte ze er briefjes in: “Mevrouw Charlotte, ik kom om een uur of drie op de thee”. Buiten dat veilige eiland vond ik de wereld een hel. Op school, bijvoorbeeld, werden kinderen geslagen. In tekenen kon ik gelukkig weg van alle angst.’
“Achter op ons land in Normandië had mijn vader een huisje voor me gebouwd, waarvoor ik een postbus op een stokje knutselde. Buiten dat veilige eiland vond ik de wereld een hel. In tekenen kon ik gelukkig weg van alle angst.”
Ponnetjes met verf
‘Vandaag kan ik nog altijd volledig verdwijnen achter mijn ezel. Je kunt rustig inbreken, hoor, ik ben met mijn gedachten toch elders. Ook als ik wakker word, is het eerste wat ik denk: waar was ik met mijn beeld gebleven? Ik klim de trappen op – in dit hoge huis loopt een mens lekker veel – en ik begin! Daardoor hebben al mijn nachtponnetjes verfranden. Soms ga ik zelfs ’s nachts naar boven omdat ik plots de oplossing voor een probleem zie. “Nee, die vloer moet niet in felblauw, dat vloekt”. Dan meng ik mijn acryl tot een rustig ombergrijs, doe dat in zo’n plastic sausdoosje van de afhaal – tegen uitdroging – en ga terug slapen.’
“Als ik wakker word, is het eerste wat ik denk: waar was ik met mijn beeld gebleven? Ik klim de trappen op – in dit hoge huis loopt een mens lekker veel – en ik begin!”
Dienstplichtig
‘Soms voel ik: dit is het niet. Of denk ik zelfs: het is nooit wat geweest. Ik vind dus nog altijd niet dat ik recht heb op bepaalde opdrachten; ze blijven een eer. Bovendien is het na zo’n eigen boek als Nederland, dat me drie jaar kostte, een feest om dienstplichtig te zijn aan andermans woorden, zeker van magistrale auteurs als Paul Biegel. Voor mij is de clou dan: wat kan ik tussen de regels tekenen? Terwijl ik de tekst lees en herlees, noteer ik op één papier details – die heeft rood haar, die draagt een mantel – terwijl ik op een tweede vel al beginnetjes maak – deze ruziënde jongetjes kan ik tonen in een soort herkenbaar stripje.’
“Ik vind nog altijd niet dat ik recht heb op bepaalde opdrachten; ze blijven een eer. Het is een feest om dienstplichtig te zijn aan andermans woorden. Voor mij is de clou dan: wat kan ik tussen de regels tekenen?”
Trouw aan het kind
‘Ik wil geen deadlines meer, want ik wil tijd om me in het maakproces het schompes te werken. Alleen dan kan alles mooi in elkaar klikken. Zo illustreer ik nu zeer oude, sprookjesachtige verhalen – de knetter, zo leuk! – en zoek ik precies uit wat mensen toen droegen of hoe kamelen zich ’s nachts in de woestijn gedragen. Als ik vroeger in een van de vele educatieve uitgaven die ik illustreerde zag dat de graad van een hoek niet klopte, signaleerde ik dat – ik, die altijd onvoldoendes voor wiskunde had… Maar ik ga door tot alles klopt. Dat heeft te maken met trouw aan het kind. Dat heeft recht op mijn onvoorwaardelijke inzet.’
“Momenteel illustreer ik zeer oude, sprookjesachtige verhalen – de knetter, zo leuk! – en zoek ik precies uit wat mensen toen droegen. ”
Kraaiennest
‘Je doet me geen groter plezier dan me bij kinderen te zetten. Ik lig meteen mee te spelen en word makkers met ze. Maar ik zou niet geschikt zijn om les te geven, want dan moet alles via patronen en vergaderingen – ga weg, zeg! Ik wil kinderen vooral goed leren kijken. Toen ik de eerste keer zo’n zoekplaat uit De gele ballon toonde, scanden ze die en klaar. Ik dacht: heb ik daarvoor verdorie een maand zitten tekenen?!’ (lacht) ‘Sindsdien smokkel ik zoveel details in mijn beelden dat kinderen altijd verder kunnen zoeken. Dat dient ook hun taal, want ze vertellen elkaar wat ze zien. Zo’n klas verandert dan in een ontzettend fijn kraaiennest.’
“Ik smokkel zoveel details in mijn beelden dat kinderen altijd verder kunnen zoeken.”
Mensen in bootjes
‘Je kunt niet altijd zoete broodjes bakken, vind ik. Daarom teken ik nu ook dode mensen als die in een van die oude verhalen voorkomen. Misschien krijg ik last met de uitgever, maar ik vind het te belangrijk, die echo naar vandaag. Hierna wil ik ook een boek gaan maken over oorlog en mensen die moeten emigreren, in bootjes. Ik ben er al mee bezig in mijn hoofd, maar het moet nog rijpen. Een goed verhaal is als een stalen draad: pas als het strak genoeg staat, kun je er een hoop aanhangen. Of vergelijk het met een lied: het heeft terugkerende thema’s, het neemt je mee, maar het landt op het einde altijd.’
“Een goed verhaal is als een stalen draad: pas als het strak genoeg staat, kun je er een hoop aanhangen.”
‘Vroeger kwam Bas na zijn werk – hij is wetenschappelijk tekenaar – altijd naar boven. Soms zag hij dan iets waarvan ik wist dat het niet goed was, maar als hij commentaar gaf, zei ik toch: “Ach man, ga weg!”. (lacht) Er is maar één geweldige collega-vriendin, Vera, aan wie ik weleens advies vraag én geef. Naast mijn bureau hangen ook zinnetjes die me helpen. Zo kreeg ik, toen ik eens droevig was, van een vriendin de raad: “Kijk in de zon, dan ligt de schaduw achter je”. Maar ik bewaarde ook grappige uitspraken, bijvoorbeeld van mijn dochter Julie als kind. Iemand vroeg haar ooit: “Ben je gedoopt?”, waarop zij zei: “Waarin?”’
“Naast mijn bureau hangen ook zinnetjes die me helpen. Zo kreeg ik van een vriendin de raad: “Kijk in de zon, dan ligt de schaduw achter je'.”
Beren op de weg
‘Op een dag dacht ik bij een abc-boek van een collega: als ik drie ben en ik zie een appelboom, een boer en wat modder, dan begrijp ik niet dat de letter ‘e’ van ‘eten’ bedoeld wordt. Maar, dacht ik, als je dan toch zo’n trut bent die gelooft dat ze het beter kan, doe het dan zelf! Dat werd uiteindelijk Alfabet, maar onderweg verschenen er veel beren op de weg. Zo is er geen enkele apensoort met een a. Vroeger was ik bij zulke problemen blijven ploeteren, nu ga ik een eindje fietsen of lopen. Daardoor kwam ik langs een etalage met daarin gebreide apen. Dat was het! Ik moest bij de letter A gewoon geen levend herkenbare apen tekenen.’
“Vroeger was ik bij problemen blijven ploeteren, nu ga ik een eindje fietsen of lopen.”
Moordvak
‘Laatst ontdekte ik hoe leuk het is om op zijdevloeipapier te krassen en dat te combineren met mijn aquarel- en acrylverf. Die is altijd van het merk Winsor & Newton – als je zo oud bent als ik verander je niet meer. Nu ik de pensioenleeftijd heb bereikt, vraag ik me weleens af of ik minder tijd in mijn atelier moet doorbrengen, maar deze geweldige zolder is mijn haven. Er is aan twee kanten zicht op de hemel en er is plaats voor mijn collectie gekke popjes. Aan mijn ezel mag ik knoeien met perspectieven en lachen bij grappige vondsten. Dus pensioen: nee bedankt! Dit is echt een moordvak en ik hoop dat ik tekenend het graf in mag.’
“Nu ik de pensioenleeftijd heb bereikt, vraag ik me weleens af of ik minder tijd in mijn atelier moet doorbrengen, maar deze geweldige zolder is mijn haven!”
REEKS: In het atelier
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij.