De leeswereld van Birsen Taspinar

Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Birsen Taspinar, psychologe.

door Matthias M.R. Declercq
© Michiel Devijver en Iedereen Leest
© Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Didar’. Dat Turks woord leerde Birsen Taspinar een paar dagen voor aanvang van het gesprek kennen. Didar staat voor ontvankelijkheid, de openheid voor een liefdevolle ontmoeting. ‘Misschien is dat wel wat literatuur voor mij betekent’, zegt Birsen, ‘je openstellen voor werelden waarmee je je mentaal wel verbonden voelt, maar niet altijd fysiek mee verbonden bent. In boeken maakt de verbeelding mogelijk wat in de werkelijkheid niet altijd kan: contexten laten samenkomen, werelden laten samenvloeien, culturen, mensen.’

Birsen Taspinar is klinisch psycholoog en systeemtherapeut. Wonen en werken doet ze in Lier, waar ze als tweejarige vanuit Turkije aankwam met haar vader en moeder. ‘Ik lees daarom heel graag romans van auteurs die zelf een migratie hebben doorgemaakt. Zoals Elif Shafak (Het eiland van de verdwenen bomen), Orhan Pamuk (Sneeuw), Jhumpa Lahiri (Een tijdelijk ongemak), Nino Haratischwili (Het achtste leven) en Murak Işık (Wees onzichtbaar). Dat zijn mensen die vertrouwd zijn met verschillende contexten, met meertaligheid en de extra dimensies. Literatuur troost me, het is een emotionele oefening om je te verplaatsen in de leefwereld van een personage. Heel even ontsnap je aan je eigen leven en zie je door andere ogen hoe je leven er had kunnen uitzien, als je andere keuzes had gemaakt.’

“Literatuur troost me, het is een emotionele oefening om je te verplaatsen in de leefwereld van een personage. Heel even ontsnap je aan je eigen leven. Lezen voelde als verlof nemen als oudste dochter, even weg uit de bubbel.”

Birsen groeide op in een gezin met zes kinderen. Als oudste van drie dochters nam zij een bijzondere plek in. ‘Ik herkende de verwachtingspatronen in mijn jeugd, maar had geen voorbeelden van andere vrouwen die me toonden hoe je dat doet: culturen combineren. Ik was ook de eerste vrouw van de gemeenschap die naar de universiteit ging. Antwoorden vond ik in de literatuur. In de dagboeken van Anaïs Nin bijvoorbeeld. Door over haar leven te lezen en te zien welke keuzes zij heeft gemaakt, kon ik de gedachten over mijn eigen leven op pauze zetten. Lezen voelde als verlof nemen als oudste dochter, even weg uit de bubbel. Nin verrijkte mijn taal op emotioneel vlak, ze toonde hoe je ten aanzien van verwachtingspatronen toch loyaal kan blijven aan jezelf.’

School

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Ik ben de leerkrachten Nederlands en geschiedenis op de middelbare school heel dankbaar om me echt in te leiden in de literatuur. Mijnheer Leysen, bijvoorbeeld, en mijnheer Vercammen. Er was thuis wel al een leescultuur, maar toch. We luisterden als kind naar live theater op de radio, naar Turkse klassieke muziek waar veel poëzie in vervat zit en hoewel het reciteren van de Koran als iets heel religieus klinkt, ging het daarbij vooral over het voordragen, de juiste toonaard. Nog voor ik Nederlands leerde op de lagere school, kon ik al Turks en Arabisch lezen. Mijn vader had overigens altijd een woordenboek Turks bij zich. Als hij een woord niet begreep in het Nederlands, zocht hij het meteen op. Maar het is vooral die éne leerkracht Nederlands, die een eigen bibliotheek in het klaslokaal had en iedereen vrijelijk boeken liet meenemen naar huis, die me inspireerde. In die kast vond ik De vrouw als eunuch van Germaine Greer. Daar stond ook werk van Immanuel Kant, maar ook romans van de oude Russen. Ik ben een kind van de Kaukasus (de familie Taspinar komt uit het uiterste noordoosten van Turkije, vlakbij de grens met Georgië) en hield van Tolstoj. Ik ontdekte ook dat lezen een zeer geschikt middel was om tot rust te komen in de drukte van een groot gezin. Een boek liet toe om even te verdwijnen.’

“Het is vooral die éne leerkracht Nederlands, die een eigen bibliotheek in het klaslokaal had en iedereen vrijelijk boeken liet meenemen naar huis, die me inspireerde. In die kast vond ik 'De vrouw als eunuch' van Germaine Greer. Daar stond ook werk van Immanuel Kant, maar ook romans van de oude Russen.”

Rainer

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Taal is het werkinstrument van Birsen Taspinar. Als therapeute probeert ze taal te geven aan wat mensen voelen. Een taal die ze gebruikt om de verhalen van mensen ook te ontsluiten, zoals in Moeders van de stilte. Drie vrouwen in een ander land uit 2013. Een taal die ook weerbarstig is en geen woord kent voor de openheid van een liefdevolle ontmoeting. ‘Als psychologe schrijf ik soms gedichten voor cliënten’, zegt Birsen. ‘Bepaalde gevoelens en gedachten laten zich beter vatten in poëzie. Dat is een andere taal, een ander register. Dat heb ik gezien bij mijn ouders. Tien jaar lang hebben zij op afstand van elkaar geleefd. Vader was al in België. Wij nog in Turkije. Ze schreven elkaar gedichten. Het is een onrechtstreekse manier om toch te praten en niet alles te moeten uitleggen. Tegelijk biedt poëzie ook troost. Soms lees ik op het einde van een sessie een gedicht voor aan een cliënt. Je wordt als psycholoog geraakt door de ander, vergeet dat niet. Wij weten niet alles van de mens, we gaan zelf ook de ontmoeting aan, leren bij.’

“Soms lees ik op het einde van een sessie een gedicht voor aan een cliënt. Je wordt als psycholoog geraakt door de ander, vergeet dat niet.”

De Leeswereld van Birsen wordt dus ook bevolkt door dichters. Overigens: Birsen studeert op dit ogenblik zelfs poëzie, in Lier, en krijgt er les van Lies Van Gasse. ‘Rainer Maria Rilke, Peter Verhelst, Pablo Neruda, Rabindranath Tagore, Miriam Van hee, Luuk Gruwez, Astrid Haerens… Net als in therapie probeert poëzie de juiste vragen te stellen, waarna de antwoorden op een dag binnenvallen. Soms is dat antwoord maar een woord, een zin en vat het je leven samen.’

Bibliotherapie

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Nadat De veertig regels van liefde van Elif Shafak zo’n grote, therapeutische uitwerking op mij had, besloot ik het boek aan effectief te raden aan cliënten. Sowieso was ik al veel met literatuur bezig, en vond het ergens wel logisch om het te implementeren in mijn werk. De wereld van een psycholoog is niet zo anders dan die van cliënten. Therapie is vooral een ontmoeting tussen twee mensen, een proces, een menselijke zoektocht naar de diepere betekenis van het leven. Wat je evengoed in een boek kan ervaren. Wat inspirerend is voor mij, kan dat dus ook zijn voor een ander. Zo heb ik Nora van Colm Tóibín, over een vrouw die haar man verliest en in haar eentje instaat voor de levens van de kinderen, aangeraden aan mensen die vaderloos opgroeien. Dat boek toont de impact op het sociaal leven, hoe een rouwproces in elkaar steekt. Dat is een vorm van psycho-educatie want je kan niet alles bespreken in een gesprek. Boeken zijn helend, omdat je al lezend beseft niet de enige te zijn met bepaalde gedachten en gevoelens, niet de enige die opgroeit in een bepaalde situatie. Een boek geeft taal aan wat je doormaakt. Het is een levende getuige van je eigen leven.’

“Boeken zijn helend, omdat je al lezend beseft niet de enige te zijn met bepaalde gedachten en gevoelens, niet de enige die opgroeit in een bepaalde situatie. Een boek geeft taal aan wat je doormaakt.”

REEKS: Leeswereld

‘Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereldeen interviewreeks van Matthias M.R. Declercq over de rol van lezen, over schoonheid, over taal.

Mis niets van Iedereen Leest