In het atelier van Jan De Kinder
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij prentenboekmaker Jan De Kinder in Oplinter.
Wees wilder
‘Soms neem ik een heel pak tijdschriften en knip alle woorden uit waarbij ik iets voel of waarrond ik in de toekomst wil werken. Uiteindelijk maak ik er een collage van die ik boven een van mijn tekentafels hang en die me aanmoedigt om bijvoorbeeld wat wilder te durven werken. Ik denk dat dat ook verklaart waarom ik hoe langer hoe meer mijn atelier opruim ’s avonds, zodat ik de dag nadien gemakkelijker de chaos kan toelaten. Ik ben ook aan het experimenteren met stop-motion door boven een tekenblad een iPad te monteren die om de zoveel tijd een foto van mijn schetsen maakt. Het resultaat is alvast veelbelovend.’
“Hoe langer hoe meer ruim ik ’s avonds mijn atelier op, zodat ik de dag nadien gemakkelijker de chaos kan toelaten.”
Trapeziste
‘Ik verleg graag grenzen, maar werd daar vroeger in tegengehouden door gigantische faalangst. Tijdens mijn opleiding toegepaste grafiek kreeg ik weleens te horen dat ik niet goed genoeg kon tekenen en ik geloofde dat. Nu heb ik er veel minder last van, onder meer dankzij therapie en cursussen straattheater en clownerie. Ik leerde eenwieleren samen met mijn dochter Marth, die nu op haar 27ste gediplomeerd trapeziste is. We toeren op dit moment met onze voorstelling Ondersteboven, waarin ik live teken. De voorbereiding was pittig, met soms discussies, maar we hebben veel gepraat en zijn nu fantastische collega’s, vind ik.’
Groeitijd
‘Mijn drie dochters hebben me al vaak geïnspireerd. Zo maakte ik boeken over pesten omdat een van hen daaronder leed, net als ik vroeger. Op die manier begint het bij mij altijd: ik blijf aan een gevoel of ervaring hangen en geef dat vervolgens tijd om te groeien. Als beginneling trapte ik in die typische val van te veel ‘ja’ zeggen, ook omdat ik om den brode illustreerde, maar het resultaat stond vaak te ver van mij af. Voor een prentenboek reserveer ik nu minstens een half jaar.Dat klinkt economisch oninteressant, maar de projecten die het diepst uit mezelf komen, leiden uiteindelijk tot de meeste vertalingen en theaterbewerkingen.’
“Als beginneling trapte ik in die typische val van te veel ‘ja’ zeggen, ook omdat ik om den brode illustreerde. Voor een prentenboek reserveer ik nu minstens een half jaar.”
Vanfleteren en De Bruyckere
‘De intense portretten op de tentoonstelling Krasse koppen, de enorm gevoelige dieren-stillevens van Stephan Vanfleteren of de gelaagde beeldhouwwerken van Berlinde De Bruyckere: alle kunst die ik bewonder, geeft me iets van troost of herkenning. De compositie of de lichtinval legt iets bloot van de details die mij ook raken in het leven. Daardoor voel ik een verbinding met de maker, die ik ook hoop te creëren met mijn eigen publiek. Onlangs zei een mama nog tegen mij dat Ondersteboven haar zoontje getroost heeft in een tijd dat hij ongelukkig was in de klas. Dat is misschien waarom ik het moest maken, denk ik dan.’
“Alle kunst die ik bewonder, geeft me iets van troost of herkenning. De compositie of de lichtinval legt iets bloot van de details die mij ook raken in het leven. ”
Tekenen als taal
‘Een kind is zich vaak niet bewust van zijn unieke stem of verhaal, en precies daarom geef ik zo graag lezingen en workshops. Nadat ik de kinderen over mijn werkwijze en mijn boeken verteld heb, moedig ik ze aan om het plezier van tekenen en vertellen te ontdekken. Daar moet je zelfs geen Nederlands voor kunnen, merkte ik onlangs opnieuw tijdens een workshop in een asielcentrum. Vorig jaar in Lubbeek vertelde een Marokkaanse jongetje me dan weer dat hij op zijn vorige school altijd alleen overbleef – ik had instant een krop in de keel. Ik was zelf een stil kind dat pas al tekenend een taal vond om zijn gevoeligheid over te brengen.’
Gesso
‘Ik fotografeer vaak wat kinderen maken omdat hun ideeën of hun gebruik van mijn technieken zo origineel zijn. Omgekeerd leren zij van mij om geen gommen te gebruiken, tenzij als instrument. Dat was een kantelpunt in mijn eigen denken: niet langer pogingen weggommen in het idee dat ze niet goed genoeg zijn, maar fouten toelaten en zelfs uitvergroten. Dat biedt vaak nieuwe mogelijkheden. Mijn favoriete materiaal, houtskool, leent zich daar uitstekend toe, maar ik gebruik ook graag Gesso, waarmee ik op een tekening een soort hechtingslaag aanbreng. Die houdt de ondertoon zichtbaar, wat je op slag een interessantere basis geeft.’
“Na een tijdje kwam er een kantelpunt in mijn eigen denken: niet langer pogingen weggommen, maar fouten toelaten en zelfs uitvergroten. Dat biedt vaak nieuwe mogelijkheden. ”
Plastic Bertrand
‘Deze job kan financieel hard zijn, maar ik creëerde een verdienmodel waarbij ik grofweg van februari tot en met april lezingen geef en de rest probeer te blokkeren om boeken te maken. Het is zoals de Tour de France: hoe meer opeenvolgende dagen ik kan creëren en dus roderen, hoe groter de kans dat ik in de flow raak die me zo gelukkig maakt. Wat ook helpt, is ‘s morgens eerst een halfuur tekenen en schrijven in alle vrijheid – zo krijg ik de beste ideeën – en één avond per week lessen modeltekenen volgen – mijn passie. Thuis kan ik verder bewegingen analyseren dankzij het skelet dat in mijn atelier staat. Ik noem het Plastic Bertrand.’
Op café
‘Bij flow hoort vaak muziek, in mijn geval de lichtjes weemoedige composities van Satie of Philip Glass. Al hou ik net zo erg van hiphoppers zoals Zwangere Guy of de jongere ketjes in zijn slipstream. Zo is LeBlanc nog geen gevestigde waarde, maar zijn nummers inspireren me en ik herken de grote noodzaak waaruit ze ontstaan. Ook ontspannend vind ik gaan joggen of in zo’n klassiek volkscafé zitten schrijven. Soms vergezelt een collega me, Siska Goeminne bijvoorbeeld. Dat is heel tof: we doen elk ons ding, maar eten ’s middags samen. Ik kan daardoor ook minder lang dan thuis om de hete brij blijven draaien.’
Mamma Anderson
‘Tijdens een lezing van Leo Timmers ontdekte ik dat hij nog meer dummy’s maakt dan ik. Het is dan ook essentieel om te zien wat er tussen de pagina’s gebeurt, want precies daar leggen lezers hun verhaal in je boek. In een workshop monotype van Tim Van den Abeele of, vorig jaar, een summer school bij Kaatje Vermeire voelde ik me dan weer aangemoedigd in mijn hang naar experiment. Op dit moment hoop ik vooral om opnieuw meer te schilderen, vandaar de foto’s van het werk van de Zweedse Mamma Anderson aan mijn muur. Ik trek ook elke dag een prikkelend kaartje uit de box waarin muzikant Brian Eno honderd waardevolle dilemma’s samenbracht.’
“Het is dan ook essentieel om te zien wat er tussen de pagina’s gebeurt, want precies daar leggen lezers hun verhaal in je boek.”
Kamishibai
‘Overdag houden onze katten Lumos en Zorro me gezelschap; ’s avonds komt mijn vrouw thuis. In haar job in het bijzonder onderwijs werkt ze vaak met boeken, dus ze heeft een onderbouwde mening over mijn schetsen en ideeën. Ze durft die ook rechtuit te geven, al legt de uitgever – die al denkt aan het eindproduct – vaak nog gemakkelijker pijnpunten bloot. Ook kinderen doen dat soms. Toen ik op lezingen Ridders kussen niet uittestte, merkte ik dat het voor de kleuters onafgerond bleef zolang de personages niet écht kusten. Ook als je met kamishibai werkt, zie je direct of je verhaal hen op het puntje van hun stoel houdt.’
Deel dit artikel: