Els Beerten, voorleesbuddy in de klas

‘Word jij mijn voorleesbuddy?’ Dat is de slogan die dit jaar centraal staat tijdens Voorleesweek. Want wat zijn we zonder de vele ouders, leerkrachten, kinderbegeleiders, vrijwilligers en vrienden die hun liefde voor het lezen delen? In deze reeks vertellen enkele buddy’s over hun drijfveren, de mooie verhalen die ze tegenkomen en de sterke band die voorlezen smeedt. Deze aflevering: auteur en leerkracht Els Beerten, die geen kans laat schieten om voor te lezen op school.   

door Maya Toebat | foto's: Michiel Devijver
 
© Michiel Devijver | Iedereen Leest
© Michiel Devijver | Iedereen Leest

‘Ik geloof heel erg dat voorlezen een speciale band creëert. Het gaat namelijk verder dan de tekst. Je geeft iets van jezelf.’ Als je auteur en leerkracht Els Beerten vraagt naar haar voorleeservaringen is ze niet te stoppen. Verhalen delen is haar leven. En als ze niet aan het schrijven is, dan wel aan het vertellen.

Dan begon in een vertrouwde context: voor haar kinderen vroeger en ondertussen voor haar kleinkinderen. Zelfs als die ver weg zijn. ‘Mijn zoon heeft twee heel kleine kinderen, maar binnenkort migreren ze naar Nieuw-Zeeland. Om toch aanwezig te blijven in het leven van mijn kleinkinderen ben ik van plan om elke week een filmpje op te sturen waarin ik voorlees. Misschien begrijpen ze het nog niet, maar het is mijn manier om contact te maken. Mijn andere zoon woont dichterbij, in Mechelen, maar ook hij vroeg om de filmpjes op te sturen.’ (lacht) 

Kindertijd

‘Bij je eigen kinderen weet je na een tijd wat werkt tijdens het voorlezen’, vertelt ze. ‘Daarom was ik erg verbaasd dat ik die verwondering ook kon opwekken in de klas.’ Beerten is leerkracht Nederlands, Engels en Creatief Schrijven op het Sint-Jozefscollege van Aarschot. Het zijn vakken waarin verhalen een belangrijke rol spelen, maar voorlezen niet altijd evident is. Zeker niet in de hogere graad. Toch heeft voorlezen altijd een plek gekregen in haar lessen. 'Het is vaak sterker dan mezelf. Als ik blij of enthousiast ben over een fragment of een boek, dan kan ik niet anders dan dat te delen. Omdat het zo vanzelfsprekend gaat, voel het ook totaal niet als een bedreiging, noch voor mij, noch voor hen.’  

“Ik leg mijn hart in het voorlezen en de leerlingen zien daardoor dat ik ook een mens ben die soms met dingen worstelt. Dankzij die kwetsbaarheid worden groeiprocessen op gang getrokken.”

‘Als ik reflecteer over wat ik wil bereiken door voor te lezen, dan kom ik vooral uit bij verbinding. Wanneer ik voorlees, stel ik me automatisch kwetsbaar op, alleen al door de keuze van de tekst. Als je jezelf durft te geven is er snel vertrouwen. Ik leg mijn hart erin en de leerlingen zien daardoor dat ik ook een mens ben die soms met dingen worstelt. Dankzij die kwetsbaarheid worden groeiprocessen op gang getrokken.’ 

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

Omgekeerd leert zij de leerlingen beter kennen dankzij het voorlezen. ‘Je ziet veel van wie ze zijn door de manier waarop zij reageren; welke blikken ze trekken. Verder kennen sommigen de tekst al van thuis en anderen helemaal niet. In het vierde bespraken we bijvoorbeeld sprookjes en een jongen kende geen enkel sprookje. Toen bleek dat hij nooit voorgelezen geweest was, zat de rest van de klas met hem in. Voorlezen blijkt voor velen van hen een warme herinnering.’  

Op dat vertrouwde gevoel doet Beerten graag beroep. ‘Tijdens het voorlezen komen de leerlingen in connectie met iets wat ze kennen van vroeger, iets wat hun ouders, grootouders, nonkels, buren of andere mensen die nabij waren voor hen deden. Je tackelt iets dat eigenlijk al in hen zit en gebruikt het oerveilige gevoel als motor om dingen aan te koppelen die moeilijker te bespreken zijn. Bij het voorlezen leg je een menselijke laag bloot die helpt om daarna bepaalde leerstof aan te halen.’ 

“Je tackelt iets dat eigenlijk al in hen zit en gebruikt het oerveilige gevoel als motor om dingen aan te koppelen die moeilijker te bespreken zijn.”

Monopoly-geld

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

Zo organiseert Beerten jaarlijks een sociaal experiment rond kansarmoede samen met een leerkracht economie, met als slotstuk een voorleesmoment. De zesdejaars krijgen een stapeltje Monopoly-geld – de ene krijgt 400 euro, de andere 200 euro… - en moeten drie dagen lang betalen om te school te betreden of te verlaten, les te volgen, een vraag te stellen, naar toilet te gaan, enzovoort. ‘Het is vreemd om te zien wat dat in hen losmaakt: ze beginnen geld te stelen, nieuw geld te maken of te onderhandelen. In hun keuzes zie je ook waar hun prioriteiten liggen.’  

Op de derde dag wordt het experiment afgesloten met uitleg over armoede binnen de les economie en de theatertekst ‘De Keerzijde’ in de les Nederlands. Die monoloog gaat over een man die naar de gevangenis van Antwerpen moet nadat hij misdaden gepleegd heeft omdat hij zonder geld ten einde raad was. ‘Ik grijp graag terug naar de tekst van Erik Vlaminck omdat die goed verwoordt hoe het voelt als je keuzes bepaald worden door armoede en welke sociale uitsluiting daarop volgt. Je komt er veel aspecten in tegen van wat iemand in armoede meemaakt: de man heeft geen ziekenfonds en geen pas meer, hij mag zijn familie niet meer zien...’  

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

Op een stoel vooraan in de klas draagt Beerten de satirische tekst voor. Dat blijkt ieder jaar een moment van grote verbijstering en van warmte. ‘De monoloog is zo goed geschreven dat je de hele klas meekrijgt. Doordat de leerlingen eerst een paar dagen ervaren hebben hoe het is als je moet nadenken over je uitgaven, komen de woorden extra binnen. Verder zie ik de begrijpende gezichten van leerlingen die het zelf thuis financieel moeilijker hebben. Als we na het voorleesmoment de tekst en het hele experiment nabespreken, komen die verhalen soms ook aan bod. Dat is erg aangrijpend.’ 

“Dat woorden kunnen nazinderen, is duidelijk. Een leerlinge vertelde dat ze dankzij een gedicht lang had gepraat met haar zus aan de keukentafel, terwijl ze normaal nooit diepe gesprekken voeren.”

Dat woorden kunnen nazinderen, zeker als ze voorgelezen worden, is duidelijk. ‘Op de proclamatie van de zesdejaars kwam een meisje me vertellen dat ze die laatste les nooit zou vergeten. Een andere keer liet ik de leerlingen een tekst kiezen om in de klas voor te lezen. Een leerlinge vertelde toen dat ze dankzij een gedicht lang had gepraat met haar zus aan de keukentafel, terwijl ze normaal nooit diepe gesprekken voeren. Ik geloof dat voorleesmomenten veel bijbrengen - tijdens het lezen, maar ook vooraf en achteraf. Je moet er geen show van maken, maar je bereikt wel iets.’ 

Creatief schrijven

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

Hoe graag Beerten ook voorleest – thuis, in de klas, tijdens auteurslezingen – toch laat ze de laatste tijd steeds vaker de leerlingen zelf voorlezen. ‘Zeker bij de lessen Creatief Schrijven nodig ik hen uit om hun tekst voor te lezen. Dat doe ik zelf ook constant als ik aan het schrijven ben, om het ritme beter te voelen.’ De leerlingen staan er echter niet voor te springen. ‘Vaak hebben ze schroom, maar als ze het toch doen, dan zijn we vertrokken. Als iemand begint, volgt heel snel een andere leerling. Bovendien zal niemand lachen, omdat de anderen goed genoeg weten hoe eng het is om je bloot te geven via je tekst. Het is schoon om te zien dat er snel een veilige, rustige sfeer in de klas hangt. Voorlezen doet hen op een andere manier naar de tekst kijken, en het geeft hen de kans om kwetsbaar te durven zijn.’ 



Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest