De vijf van Riet Wille

'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: auteur Riet Wille.

door Katrien Steyaert
©Michiel Devijver en Iedereen Leest

Veel mensen verliezen met hun jeugd ook hun verbeelding, merkt Riet Wille. Ze betreurt het ten zeerste. ‘Er is toch niets mooiers dan een dichter die de tachtig voorbij is, maar in zijn ogen nog steeds een kinderblik heeft?’

1. ‘De meisjes: zeven sprookjes’ – Annet Schaap

‘Ik ben de dochter van bloemisten, die me de liefde voor de natuur meegaven, maar niet die voor boeken. Er waren altijd nuttiger dingen te doen dan lezen: eten maken, onkruid wieden. Gelukkig kon ik mijn stapels uit de bibliotheek stiekem lezen, met een zaklamp onder de dekens, en kreeg ik als kerstcadeau toch altijd één boek. Ik wou natuurlijk het dikste, en dikwijls was dat een verzameling sprookjes.’

‘Sprookjes blijven de basis van kinderliteratuur, vind ik. Je moet ze gelezen hebben, ook om vandaag te genieten van bijvoorbeeld De meisjes van Annet Schaap. Het is onvoorstelbaar dat die Nederlandse jarenlang alleen een knappe illustrator was terwijl ze iets meeslepends als Lampje kan schrijven (haar debuut uit 2017, red.) De meisjes bevestigt haar schrijftalent. Ze herwerkte zeven sprookjes en legt daarin mooi linken naar vandaag. Dat ze het daarbij opneemt voor de vrouw, zonder dat het feminisme er te dik op ligt, vind ik geweldig, net als het feit dat haar kinderpersonages, zoals Hans en Grietje, heel sterk zijn – ik ijver altijd voor de emancipatie van het kind. Schaaps illustraties doen in hun zwart-witte eenvoud denken aan die van Wim Hoffman en maken deze eigentijdse sprookjes af.’

‘Voor kinderen uit andere culturen zou ik ze wel aanvullen, bijvoorbeeld met de Bulgaarse, Turkse en Marokkaanse sprookjes die ik een paar jaar geleden verzamelde. Nu ben ik op zoek naar Afrikaanse vertellingen. In mijn herwerkingen geef ik de prinsen en prinsessen bewust namen uit die culturen zodat die kinderen ook eens hun eigen of een herkenbare naam in een verhaal horen. Het doet hun ogen oplichten.’

“Het is onvoorstelbaar dat Annet Schaap jarenlang alleen een knappe illustrator was terwijl ze iets meeslepends als haar debuut 'Lampje' kan schrijven.”

2. ‘Rijmpjes en versjes uit de oude doos’ – Simon Abramsz, Bert Bouman (ill.)

‘Zien hoe een kind dat niets van taal begreep na een tijd wél reageert op klanken en ritme, is zeer leuk. Daarom deed ik mijn job als logopediste zo graag. Ik werkte onder andere in een crèche, waar ik kinderen tussen nul en drie hielp met hun taalontwikkeling. Het boek waaraan ik daarbij het meest had, is Rijmpjes en versjes uit de oude doos. Het bevat bijna 100 klassiekers, zoals “Naar bed, naar bed, zei Duimelot”. Daarbij deed ik dan het handspelletje, terwijl ik bij “Ju ju paardje” de kindjes ritmisch op mijn knie liet wippen.’

Taalontwikkeling gaat niet alleen over woorden aanleren, het begint al bij gebaren, oogcontact maken, je kind vastnemen. Daarom vond ik het zo belangrijk dat de ouders meekwamen of tussen twee sessies door dit boek mee naar huis namen. De meest taalarmen onder hen waren dankbaar dat de tekst van de rijmpjes in het boek afgedrukt staat. Wat kinderen geweldig vinden, is de visuele ondersteuning. Ik zie het bij mijn tweejarige kleindochter Nelle. Als ik zeg: “Eén twee kopje…” kan ze dankzij de tekening direct aanvullen: “Thee!”.’

'De illustraties van Bouman zijn misschien ouderwets, maar wel perfect voor de doelgroep. Bij een versje over zeven kikkertjes staan er zeven herkenbare kikkertjes getekend. Voor deze jonge kinderen is het nog te vroeg voor misschien meer esthetische, maar minder duidelijke prenten. Met dit klassieke boek had ik alleszins zoveel succes dat mijn exemplaar ondertussen compleet versleten is. Maar ik doe het nooit weg, daarvoor is het me te dierbaar.'

“Taalontwikkeling gaat niet alleen over woorden aanleren, het begint al bij gebaren, oogcontact maken, je kind vastnemen.”

3. ‘Pudding Tarzan’ – Ole Lund Kirkegaard

‘Als Nelle hier aankomt, is het eerste wat ze vraagt: “Oma, boek kijken?” Ze is hier aan het juiste adres, want ik lees tot op vandaag heel veel kinderboeken – in De Krook ga ik altijd eerst naar die afdeling. De titels die me het meest raakten, koop ik. Pudding Tarzan bijvoorbeeld. Ik heb lang gewerkt met kinderen met leesmoeilijkheden en heb bij uitbreiding een groot hart voor al wie begint te lezen. Dat geldt ook voor Ole Lund Kirkegaard, die zelf leerkracht in een lagere school was en zijn publiek dus door en door kende. Hij wist dat zij de klassieke boekindeling – links tekening, recht tekst – vaak maar niks vinden. Daarom schreef hij zelf dit boek waarin hij over de bladzijden heen werkt - op een bepaald moment spuwt een personage van links naar rechts. Hij tekent pijlen naar volgende bladzijden en doorspekt de tekst met beweeglijke illustraties en zelfs stripjes.’

‘Het werkt ongelooflijk goed, heb ik gemerkt. Natuurlijk is het belangrijk om de leestechniek te verwerven, maar als een boek aanspreekt, gaan kinderen automatisch begrijpend lezen omdat ze oprecht nieuwsgierig zijn naar wat er staat. Pudding Tarzan heeft mij geprikkeld om daarover te waken en om meer te spelen met visuele trucs. Toen Kirkegaards boek in 1976 verscheen, deed hij iets wat nu volop in de mode is, kijk maar naar De waanzinnige boomhut-boeken. Het is meer dan ooit nodig, vind ik, want kinderen worden enorm verleid door computers, waarop alles zweeft en beweegt. In vergelijking kan een boek saai zijn, dus als auteur moet je je lezers extra uitdagen.’

4. ‘Dertien rennende hertjes’ – Edward van de Vendel, Mattias De Leeuw (ill.)

‘Het pakte me dat Iwan – de jongen achter de bijnaam Pudding Tarzan – gepest wordt en zelfs van zijn eigen ouders weinig vertrouwen krijgt. Komaan zeg, het is toch niet omdat je kind wat zwakker is dat je het er niet voor moet opnemen? Voor zo’n underdog ga ik net extra vechten. Het zat al altijd in mij, die oprechte bekommerdheid om mensen die het minder gemakkelijk hebben. Vroeger las ik niets liever dan Rossy, dat krantenkind of verhalen over blinden.'

'Toen ik acht jaar geleden Dertien rennende hertjes kocht, was het ook Raf die ik in mijn hart sloot. Hij is de broer van hoofdpersonage Maantje en heeft als ADHD-er geregeld woede-uitbarstingen. Hij deed me denken aan de kinderen met een licht mentale handicap met wie ik gewerkt heb, die konden ook plots ontploffen. De manier waarop van de Vendel in hun hoofden kruipt, is zo sterk. En hij kan dat net zo goed bij kleuters of adolescenten. Daarom vind ik hem de knapste kinderboekenschrijver van het moment. Hij spreekt zoveel verschillende leeftijden aan, bespeelt zoveel verschillende genres.’

In Dertien rennende hertjes viel ik vooral voor zijn fantasie, en hoe geloofwaardig hij die neerzet. Maantje ziet hertjes uit een vaas springen en als lezer neem je dat gewoon aan als een realiteit. Als Raf bekent zelf zo’n fantasiedier te hebben, stoppen hij en zijn zus met ruziemaken en vinden ze elkaar terug in de verbeelding. Prachtig. Bovendien zorgt Mattias de Leeuw – nog zo’n knappe mijnheer – voor een perfecte integratie van tekst en beeld. Voor mij verdient dit boek dus véél meer aandacht dan het tot nu toe heeft gekregen.’

“De manier waarop van de Vendel in de hoofden van zijn personages kruipt, is zo sterk. En hij kan dat net zo goed bij kleuters of adolescenten. Daarom vind ik hem de knapste kinderboekenschrijver van het moment.”

5. ‘Een leeuwerik boven een weiland’ – K. Schippers

‘Het kind in mij is nooit gestorven. Iemand vroeg me ooit waar ik de ideeën voor mijn boeken blijf halen en ik zei: “Stel dat er een druppel koffie van een thermos glijdt, dan denk ik automatisch: de thermos weent”. Waarschijnlijk spreekt K. Schippers me daarom zo aan. Hij is een Nederlandse dichter die een tijd geleden meedeed aan een poëzie-initiatief in Gent, waarbij het publiek van deur tot deur ging. In een van die huiskamers hoorde ik Schippers voorlezen over een suikerklontje dat onder in de pot lag en dus nooit aan bod kwam. Ik herkende me direct in die speelse blik op het dagelijkse leven én in zijn bekommernis om dat klontje.’

‘Maar in zijn verzamelbundel Een leeuwerik boven het weiland vond ik nog veel meer dan dat. Hij is ook de man van de visuele poëzie, die het talige transformeert in beelden. Dat prikkelde mij om gelijkaardige gedichten te maken. In een van de nieuwe die ik aan het schrijven ben, laat ik de poten van meubels bewegen, in een ander maak ik een kuiltje van zand met leestekens. Zoiets spreekt kinderen aan die misschien niet gemakkelijk lezen, maar wel tekentalent hebben. Ook volwassenen zouden kinderpoëzie moeten blijven lezen, vind ik. Het verlaagt de drempel. Veel mensen denken dat gedichten sowieso hermetisch zijn, maar schrijvers als Schippers bewijzen het tegendeel. Ik hoorde hem ook eens voorlezen op Saint Amour. Daar stond hij, de tachtig voorbij, maar in zijn ogen had hij nog steeds die kinderblik. Er is toch niets mooiers dan dat?’

“Veel mensen denken dat gedichten sowieso hermetisch zijn, maar schrijvers als Schippers bewijzen het tegendeel. Ik hoorde hem ook eens voorlezen op Saint Amour. Daar stond hij, de tachtig voorbij, maar in zijn ogen had hij nog steeds die kinderblik. Er is toch niets mooiers dan dat?”

©Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest