De leeswereld van Mira Feticu
'Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Mira Feticu, auteur.
door Matthias M.R. Declerq
Mira Feticu is een spilfiguur op de tweede conferentie van Iedereen Leest, die focust op de leesbevorderaar. In Geheugen, geschiedenis, beschaving schrijft de Roemeens-Nederlandse immers dit: ‘Zonder boeken zouden we minder voelen, minder denken, minder om elkaar geven. We zouden minder zijn.’ Ze heeft het over boeken die je vindt in de bibliotheek, volgens Feticu ‘een paleis van kennis en begrip’. Jarenlang werkte ze in de bib van Den Haag, nadat ze wijlen haar man, André Kom, leerde kennen aan de universiteit van Boekarest en een scherp gerand leven achterliet in de onbekende reus die Roemenië voor ons is. In het oosten van Roemenië schreef Mira poëzie en columns, maakte radio en richtte de spots op Herta Müller, de latere Nobelprijswinnares waar toen nog niemand om gaf. In de zijspan van haar grote liefde reisde ze naar Nederland, omarmde de taal die ze niet sprak en zag in de bibliotheek de wachtkamer van een nieuw leven.
‘De bib heeft mij gered’, zegt Mira. In Scheveningen valt het zonlicht parmantig door het raam dat uitgeeft op de zee. ‘André sprak perfect Roemeens, maar ik kon nog geen Nederlands. In de bib liep ik tussen de hoge kasten en zag ik namen van auteurs die ik in Roemenië al had gelezen. Ik zag die boeken opnieuw tot leven komen, wist wat erin stond, maar ik kon ze niet lezen. Nog niet. Daar, in de bib, heb ik me het Nederlands machtig gemaakt en beseft dat ik alles in mijn leven te danken heb aan boeken, aan taal.’ Ook daar schreef ze een boek over: Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal, waarin ze uitlegt hoe taal- en cultuurverwerving je hele identiteit verandert, je hele leven. Feticu gaf en geeft nooit af. Met een voor dit tijdsgewricht ongemakkelijke overgave en vastberadenheid, drong ze als Roemeense door tot de haarvaten van het Nederlands, maakte ze de taal aan, het land, de geur, het gevoel. In de Liefdesverklaring lees je dit: ‘Een van de redenen waarom ik het een paar maanden heb volgehouden bokslessen te volgen, was omdat mijn instructeur een van de plaatselijke talen sprak. “Je mot vertrâhwe hebbe in je ège. Pareâh met de linkse arrem!” Misschien omdat ik nooit zulke mensen sprak, omdat ik nooit taalinteractie had gehad met iemand die “doe rustag an, mèssie”, zegt.’
Juwelen
‘Ik heb vroeger altijd veel fictie gelezen’, zegt Mira. ‘Grote klassiekers als Dante, Homerus, Proust… Sinds een tiental jaar lees ik meer non-fictie. Ik heb een enorme honger naar kennis. De laatste twee jaar, sinds de dood van mijn man, lees ik veel over rouw en troost. Ik wil de dood die altijd thuis is proberen te begrijpen, het gevoel dat je niet weg krijgt. Herlezen is wat ik doe, op zoek naar schoonheid. Zoals Het verbroken contract van George Steiner. Hoe mooi is het dat een schrijver je terugvoert naar je jeugd, naar de blijheid die een kind ervaren kan, naar de “oorspronkelijke waarheid”, zoals Steiner dat noemt. Nog altijd heb ik veel nood aan schoonheid, als tegenwicht voor de rouw. Na de dood van mijn man was die nood accuut. Ik zat eenzaam op de bodem van de oceaan, bevroren, niet meer in staat om te praten met anderen. De zoektocht naar schoonheid leidde ertoe dat ik mijn mooiste kleren op bed legde, gewoon om ernaar te kijken, dat ik mijn juwelen uitstalde en ’s nachts in mijn mooiste jurk sliep. Hoe kun je genezen van de echte wereld als je de schoonheid niet elke dag tot je neemt? Als ik op bed lag, keek ik om me heen en herkende ik de kaften van de boeken. Ik zag Homerus, in een blauwe editie, ik zag Dante, ik zag Montaigne, en de personages uit de boeken kwamen tot leven. Le livre devient presque un homme, zei Nietzsche. Boeken werden mensen, ze hielpen me de absolute eenzaamheid te doorstaan.
Na de dood van mijn man ben ik verhuisd naar deze flat aan de kust. Hier woon ik nu, tussen 12.000 boeken. De zee is wat ik nodig had, natuur, want ik kon thuis niet meer aan de dood ontsnappen.’
“Hoe mooi is het dat een schrijver je terugvoert naar je jeugd, naar de blijheid die een kind ervaren kan, naar de “oorspronkelijke waarheid”, zoals Steiner dat noemt.”
Breaza
De jeugd van Mira Feticu in Roemenië was hachelijk. Ze groeide op in een rauwe, communistische wereld, geregeerd door Nicolae Ceaușescu. Ook de thuissituatie was haar niet genadig, met een agressieve vader en ‘nagels die zich in het vlees boorden’, zo lees je in Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal. Ze schrijft over armoede, honger, onveiligheid en misbruik. Mira: ‘”Het ontwijken van het lot, is het vervullen ervan”, zeiden de Oude Grieken. Wat kon ik doen? In de armen liggen van de personages waarover die ik las, dat kon ik doen. Mijn ouders stuurden me naar een internaat. Ach, ze konden mij niet aan, denk ik, hun enig kind. Ze waren zo jong. Diepe eenzaamheid was dat internaat, ook al zat ik er samen met tweehonderd meisjes. De bibliotheek heeft me daar een eerste keer gered.’
‘In ons dorp was er geen bib, maar veertig kilometer verder, op school, gelukkig wel. Ceaușescu kon niet alles controleren of censureren, dus trof ik er zovele westerse klassiekers die ik één voor één las. Verhalen werden mijn wapen tegen een onwillige wereld. Ik las theaterstukken van William Shakespeare en Henrik Ibsen, ik las boeken van Hermann Hesse en ik herinner me nog hoe Anna Karenina tot me sprak: “Gelukkige gezinnen zijn op dezelfde manier gelukkig. Maar ongelukkige gezinnen zijn op hun eigen manier ongelukkig.” Taal hielp me vooruit. Boeken waren mijn redding. Ik kon er mijn honger naar kennis in kwijt. Terwijl andere leerlingen ’s middags naar de kantine gingen, bleef ik in het klaslokaal, vergat de honger en las, las, las. Altijd maar lezen en studeren. De poetsvrouw keek vreemd op toen ze me telkens ’s middags aantrof in het lokaal.’
Mira praat vlot en helder, alsof de wind die soepel over de haven van Scheveningen glijdt ook haar woorden opneemt in een niet te stoppen vaart. ‘Ik houd erg van de boeken van Michail Bachtin. Hij was filosoof en schreef veel over taal, over het dialogisme (het idee dat iedere uiting van taal naar een andere uiting van taal verwijst, red.). Mijn hoofd zit nog steeds vol stemmen. Ik hoor Shakespeare praten, ik hoor Bachtin praten, en ik hoor ook de stem van mijn vader, immer streng en ontevreden. Zestien was ik toen de Berlijnse Muur viel en er een nieuwe vloed aan kennis en boeken toegankelijk werd. Allemaal lelijke kaften, zoals die blauwe edities, met dode insecten tussen de pagina’s. De boeken waren een depot van een tijd die ik kon inhalen. Wie met tien meisjes op een kamer slaapt, heeft voor altijd een verstoord slaapritme. Dus las ik nachten lang op dat internaat, want dat mocht, dat hielp. Mij kon je vinden in de leeszaal om 2 uur ’s nachts, met een boek in mijn handen. Boeken die ik zoveel jaren later terugvond in de bibliotheek van Den Haag. Dezelfde verhalen, in een andere taal, die me toelieten een ander leven uit te bouwen, in een nieuw land, in het Nederlands.’
“Zestien was ik toen de Berlijnse Muur viel en er een nieuwe vloed aan kennis en boeken toegankelijk werd. Allemaal lelijke kaften, met dode insecten tussen de pagina’s. De boeken waren een depot van een tijd die ik kon inhalen.”
Met Mira Feticu kun je dag en nacht praten, en ongetwijfeld geeft de nacht haar ook inspiratie. Ze schrijft niet alleen boeken, ze ís ook een boek, waarin alsmaar nieuwe hoofdstukken verschijnen. Zoals dat over Eva. ‘Dat is mijn dochter. Ze studeert hetzelfde als ik vroeger: literatuurwetenschappen. Jawel. Het doet me ontzettend veel deugd dat alles wat de letteren mij hebben gegeven, ook van grote waarde zijn voor haar. Ik heb de liefde voor taal kunnen doorgeven. Een liefde die je met iedereen moet delen.’
Deel dit artikel: