De leeswereld van Herman Van Goethem

'Lezen is denken met andermans hoofd, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Herman Van Goethem, oud-rector.

door Matthias M.R. Declercq
©Michiel Devijver en Iedereen Leest
©Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Een boek is een dialoog met jezelf’, zegt Herman Van Goethem. ‘Het geeft je troost, vertrouwen, bezorgt soms ook angst, en verbindt je met de wereld. Ik ben een einzelgänger, zit graag alleen in archieven en kan stellen dat ik een lezer ben. Ja, ik ben een lézer, eentje die verbonden is met de wereld.’ In het grote, helder verlichte kantoor van Herman Van Goethem liggen dikke boeken op een parmantige salontafel. ‘Ik ben ook een verzamelaar, getuige de dozen vol fotonegatieven die hier staan, en ik ben ook een schrijver, dat misschien wel in de eerste plaats. 1942. Het jaar van de stilte is mijn laatste boek. Lezer, verzamelaar en schrijver, dat ben ik.’

“Ik heb structureel veel en veel en veel te weinig tijd om te lezen. Enkele maanden geleden nog heb ik samen met mijn vrouw dozen vol ongelezen boeken met een bestelwagen afgevoerd naar een bevriende antiquair.”

En rector, dat ook. Historicus Herman Van Goethem staat aan het hoofd van de Universiteit Antwerpen en doet een bekentenis: ‘Het is ongeloofwaardig, misschien zelfs ondeskundig, maar het is niet anders: ik heb structureel veel en veel en veel te weinig tijd om te lezen. Enkele maanden geleden nog heb ik samen met mijn vrouw dozen vol ongelezen boeken met een bestelwagen afgevoerd naar een bevriende antiquair. Ik zal Shakespeare niet gelezen hebben en ook geen boeken van Herman Koch of wie dan ook. Daar heb ik vrede mee.’

Márquez

“Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer beschouw ik als het laatste, grootse boek dat ik heb gelezen. Het is ongelofelijk goed geschreven.”

De leeswereld van Herman Van Goethem is gestoeld op fictie. Als historicus leest hij in zijn schamele vrije tijd geen geschiedenisboeken, en al kan hij zich niet ontdoen van zijn opgebouwde academische kennis, het gaat hem bij boeken als Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer veeleer om de taal en de compositie dan om het geschiedkundige. ‘Natuurlijk ontgaat zijn boodschap me niet: het idee dat Europa alleen nog uit geschiedenis bestaat. Ofschoon het boek misschien wat te lang is, beschouw ik het als het laatste, grootse boek dat ik heb gelezen. Het is ongelofelijk goed geschreven.’

De allerbeste boeken zijn voor mij die van Gabriel García Márquez. Hij is de meester. Zijn boeken probeer ik te herlezen. Niemand schrijft zo adembenemend en meeslepend als Márquez. In het eigen taalgebied heb ik Tom Lanoye hoog zitten en het fantastische Sprakeloos, een boek dat meer om het menselijke draait en voor mij een extra dimensie kreeg omdat mijn vader is gestorven aan dementie. Mijn moeder leeft nog. Ze is 91 jaar en nog altijd is ze een autoritaire, zeer zelfbewuste dame die op zondag alle debatprogramma’s opneemt. “Je moet dit zien!”, zegt ze als ik langskom, maar ik wil gewoon met haar praten.’ (lacht)

“Ik lees nog altijd vaak in het Frans, de taal waarin ik zowat tot mijn achtste deels ben opgevoed. Mijn liefde voor het Frans is nooit verdwenen, ook niet in mijn Leeswereld. 'Madame Bovary' van Flaubert blijft een fenomenaal boek.”

Hebben mijn ouders me aan het lezen gezet? Dat kan. Er was alleszins een leescultuur in ons toch wel bevoorrechte gezin. Knack wordt al sinds de allereerste jaargang gelezen. En toen Kawabata de Nobelprijs won, eind jaren zestig, werden er boeken van hem in huis gehaald. Ik lees ook nog altijd vaak in het Frans, de taal waarin ik zowat tot mijn achtste deels ben opgevoed. Ik beantwoord aan de definitie van de Franstaligen in Vlaanderen. Mijn grootmoeder kwam uit Leuven en sprak Frans. Lange tijd dacht ik dat Leuven in Wallonië lag. (lacht) Mijn liefde voor het Frans is nooit verdwenen, ook niet in mijn leeswereld. Madame Bovary van Flaubert blijft een fenomenaal boek. Ik heb ook het boek gelezen waarin de vordering van de procureur-generaal is opgenomen, toen Flaubert een proces aan zijn been had voor die naturalistische roman. In 1856 was het ongehoord om een overspelige, zieltogende vrouw op haar sterfbed te beschrijven. En als ik de tijd vind, zal ik me aan Les Liaisons dangereuses zetten, de briefroman van Pierre Choderlos de Laclos. Ja, dat zal toch ooit eens moeten gebeuren.’

Izzeldin

Van Goethem neemt een boek ter hand dat op het tafeltje ligt: Ik zal niet haten van Izzeldin Abuelaish. ‘Weliswaar geen fictie’, zegt hij, ‘maar eveneens bijzonder. De auteur heb ik een eredoctoraat uitgereikt. Zijn boek werd me getipt door wijlen Caroline Pauwels. Ongelofelijk verhaal.’

©Michiel Devijver en Iedereen Leest

Abuelaish werkte als Palestijnse arts in Israël en verloor zijn drie oudste dochters in 2009 toen hun slaapkamer werd getroffen door een Israëlische raket. Het onnoemelijke leed werd live de huiskamers van zovele mensen ingestraald, ook die van de Israëliërs, toen de Palestijn in perfect Hebreeuws zijn afschuw voor de daad uitsprak en huilde om zijn kinderen. ‘En toch heeft dat van Abuelaish geen wrokkig mens gemaakt’, zegt Van Goethem. ‘Onwaarschijnlijk is dat. Net zoals Mandela na zovele jaren in gevangenschap verzoenende taal sprak bij zijn vrijlating, wil ook Izzeldin niet haten. Zelf zou ik verblind zijn door woede, denk ik. In de jaren tachtig zijn mijn vrouw en ik ook kinderen verloren bij de geboorte, en is mijn broer verongelukt, maar dat is anders dan wat Izzeldin is overkomen. Bij ons was het de natuur, het toeval, het ongeluk. Bij hem is er een verantwoordelijke.’

‘Hebben de lastige jaren tachtig mijn focus verlegd naar het leed van de ander? Misschien wel. (Van Goethem lag als curator ook mee aan de basis van de Kazerne Dossin in Mechelen, het memoriaal, museum en onderzoekscentrum over de Holocaust en mensenrechten, red.) Als achttienjarige was dat helemaal niet zo, dus ja, die geschiedenis speelt een rol in mijn professioneel leven, maar ook in mijn privéleven, en dus in mijn leeswereld.’

Voorlezen

“'Kikker' (van Max Velthuijs) is zo doodeenvoudig en toch zo krachtig. Als ik mijn kleinkind Willem eruit voorlees, dan zie je hoe geboeid hij is door de vormen en de kleuren en stil wordt als ik voorlees. Dat kan aan mij liggen, maar ik vermoed toch vooral aan het verhaal.”

Er is nog een opvallend genre dat het leesleven van de Antwerpse rector kleurt: kinderboeken, met name de reeks over Kikker (van Max Velthuijs). Er is Kikker en Haas, Kikker en Rat en op de achterflap van Kikker en Eend lees je twee zinnen: ‘Kikker en Eend spelen de hele dag samen. Ze willen altijd vrienden blijven. ‘Fantastische verhalen!’, zegt Van Goethem. ‘Ik ben daar werkelijk dolenthousiast over.’ De stem van de rector gaat de hoogte in: ‘Zo doodeenvoudig en toch zo krachtig. Als ik Willem, een kleinkind van elf maanden eruit voorlees, dan zie je hoe geboeid hij is door de vormen en de kleuren en stil wordt als ik voorlees. Dat kan aan mij liggen (lacht), maar ik vermoed toch vooral aan het verhaal. En dan te weten dat het denken voor de taal komt. Zo’n baby kan al nadenken, maar heeft daar de taal nog niet voor, dus hoe gaat dat dan? Het is erg belangrijk om kinderen voor te lezen. Blijkt dat we dat in Vlaanderen minder doen dan de ons omringende landen. Hoe komt dat? Ach, er werd in het vroegere, arme Vlaanderen ook niet veel gelezen of voorgelezen. En dat is maar drie generaties geleden. Het niveau van het onderwijs was ook niet hoog. Je moet De Standaard van 1950 eens lezen, dat is schabouwelijke taal. Daarom is Elsschot zo goed. Zijn glasheldere verwoordingen uit die tijd zijn verbluffend. Je kan het niet vaak genoeg zeggen: voorlezen, voorlezen, voorlezen, het vergroot de kansen van ieder kind.’



Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest