De leeswereld van Fenne Kuppens

‘Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Fenne Kuppens, rockzangeres.

door Matthias M.R. Declercq
© Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Tijdens een tournee wordt mijn reiskoffer alsmaar zwaarder’, zegt Fenne Kuppens. ‘Dan reizen we met Whispering Sons van de ene naar de andere stad, springen we al eens een boekhandel binnen, om dan thuis te komen met een stapel ongelezen boeken.’ De pandemie heeft het ritme gebroken, maar voor de uitbraak van covid-19 groeide samen met de stapel boeken ook de populariteit van de Belgische rockband. Fenne Kuppens is de charismatische frontvrouw van Whispering Sons, een vijfkoppige, wat duistere post-punkband met roots in Limburg. Twee bandleden studeerden Literatuurwetenschappen, onder wie Fenne. Het verklaart de boekhandelbezoeken in het buitenland en misschien ook de gelaagdheid van de teksten, de diepere bodem van een band die de clichés overstijgt.

Whispering Sons brak door in 2016 met winst in Humo’s Rock Rally. Het bleek een sneeuwbal die alsmaar lijviger werd. Met hun atmosferische rock, genre Joy Division en The Horrors, haalde de band de koppositie van De Afrekening op Studio Brussel, nodigde Raf Simons het kwintet uit voor een verrassingsoptreden in de Paris Fashion Week, speelden ze op het hoofdpodium van Rock Werchter en haalde Editors hen aan boord als voorprogramma voor hun Europese tournee. Tot de pandemie die abrupt afbrak, maar de basis is niettemin gelegd. Whispering Sons is een rockband met toekomst en op de achtergrond waart de literatuur rond: in de tourbus, in de reiskoffer en aan tafel.

“'The collected poems' van Sylvia Plath is mijn bijbel. Haast altijd ligt het op mijn bureau binnen handbereik. Plath kan met één woord een hele wereld openen.”

‘Wanneer ik songteksten schrijf, laat ik me bewust beïnvloeden door dichters als Sylvia Plath en T.S. Eliot’, zegt Fenne. ‘The collected poems, waarin alle gedichten van Plath zijn gebundeld, is mijn bijbel. Haast altijd ligt het op mijn bureau binnen handbereik. Plath kan met één woord een hele wereld openen met een bijhorende, wat donkere sfeer. Het is de sfeer van haar werk die me aantrekt, de tragiek. Ik ben een zwarte ziel, ja.’

Die ziel uit zich op het podium. Fenne Kuppens heeft de aanvankelijke schroom van zich afgeworpen, als was het een oude jas, en versterkt met haar diepe, donkere stem, de harde rock waarin de band baadt. Zij is het lichtpunt, de in het wit gehulde zangeres, omringd door vier in het zwarte geklede mannen. Maar ook wie opkijkt naar Plath en Eliot plakt overal kauwgum waar het licht binnenvalt. ‘Tragiek lijkt me haast een vereiste om het leven interessant te houden’, zegt Fenne. ‘In wat voor vorm dan ook. Zelf heb ik die tragiek nog niet ervaren. Misschien ben ik daarom ertoe aangetrokken, omdat het contrasteert met mijn eigen leven.’

Holle mannen

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘The Hollow Men, een gedicht van T.S. Eliot, diende als inspiratiebron voor het nummer Hollow op ons eerste album. Dat gedicht heb ik ooit nog geanalyseerd aan de universiteit. Het is niet zo dat onze songtekst een blauwdruk daarvan is, maar het roept dezelfde beelden op, dezelfde sfeer.’

In de vertaling van Yke Schotanus begint Eliots gedicht met deze woorden:

Wij zijn de holle mannen

Wij zijn opgestopt

De kop vol stro. Ach, ach!

Onze dorre stemmen, wanneer

Wij fluisteren met elkaar

Zijn stil en betekenisloos

Als wind in droog gras

Of rattepoten op gebroken glas

In onze droge kelder

Op het podium krijgen die woorden een ondertoon en zingt Fenne over barren land, over straw inside my head en over de wind die cuts like glass. ‘Ik heb die gedichten nodig’, zegt Fenne. ‘De woorden van Eliot en Plath moeten me op gang trekken, me prikkelen. Dan kom ik makkelijker tot een eigen verhaal.’

Indie

‘Het is niet zo dat ik enkel poëzie lees van Eliot of Plath. Af en toe sluipt ook een roman mijn leeswereld binnen, zoals nu -Max, Mischa en het Tetoffensief van Johan Harstad-, maar veelal lees ik non-fictieboeken over de muziekwereld. Goede voorbeelden zijn Our Band Could Be Your Life en Scenes from the American Indie Underground, 1981-1991. Of Please Kill Me: The Uncensored Oral History of Punk van Legs McNeil en Gillian McCain, waarin de auteurs een samenhangend verhaal brouwen met citaten van bekende muzikanten. Ze laten de leef- en denkwereld zien van mensen als Iggy Pop of Patti Smith. Ik heb al veel van dit soort boeken gelezen omdat ze laten zien dat ook de grootst mogelijke artiesten aanvankelijk niet goed wisten hoe ze alles moesten aanpakken. Die verhalen moedigen me aan. Ze wijzen erop dat ik te allen tijde moet proberen mezelf te blijven en moet doen wat ik wil doen, zonder compromissen te sluiten.’

Afhaken

‘Lezen is altijd belangrijk geweest in mijn leven, al ging dat gepaard met ups en downs. In Heusden-Zolder, waar ik ben opgegroeid, lazen mijn ouders me voor. Ik ging vaak naar de bib en kon ook boeken uitzoeken in de kelder van mijn grootvader. Daar staan nog altijd dozen vol tweedehandsboeken, die hij verkoopt op beurzen. Vooral rond mijn zestiende ving mijn echte leeswereld aan met dank aan een gedreven leraar Nederlands, die Titaantjes van Nescio voorlas. Terwijl medeleerlingen in slaap vielen als het over literatuur ging, veerde ik net op. Het idealisme dat uit Titaantjes spreekt, de naïviteit, het jong zijn, het idee dat de wereld aan je voeten ligt: ik herkende me daar in. Alsof de leerkracht ons raad meegaf: ‘Komaan, laat u niet kennen.’ Hetzelfde geldt voor Het lijden van de jonge Werther van Goethe.'

“Aan de universiteit besefte ik dat lezen iets spontaans is. Het moet uit jezelf komen, de goesting moet bovendrijven. Van zodra je iemand verplicht om een bepaald boek te lezen, werp je een barrière op.”

'Op die manier ben ik bij de studie Literatuurwetenschappen beland, maar daar knakte er iets. Door de vele tekstanalyses en verplichte literatuurlijsten verdween mijn leesgoesting. Een boek als Moby Dick van Herman Melville kon me eigenlijk gestolen worden. Aan de universiteit besefte ik dat lezen iets spontaans is. Het moet uit jezelf komen, de goesting moet bovendrijven. Van zodra je iemand verplicht om een bepaald boek te lezen, werp je een barrière op.'

‘Pas later kwam de zin om te lezen weer bovendrijven omdat lezen niet langer verbonden was aan een schoolse context en niet als ‘verplicht’ aanvoelde. Ik werkte toen ook halftijds in de bibliotheek van Laken. En hoe beter het met Whispering Sons ging, hoe meer tijd ik had om te lezen, vreemd genoeg. Hoe meer optredens, hoe meer je na het soundchecken backstage gewoon zit te wachten in de kleedkamer, of weer de bus op moet op weg naar een ander optreden. Dat zijn ideale momenten om te lezen en even aan iets anders te denken.’

© Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest