De leeswereld van Astrid Haerens

Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Astrid Haerens, schrijfster.

door Matthias M.R. Declercq, foto's Michiel Devijver
© Michiel Devijver | Iedereen Leest
© Michiel Devijver | Iedereen Leest

‘Ik lees om te ontsnappen aan de banaliteit van het alledaagse’, zegt Astrid Haerens. Er ging een stilte aan vooraf, waarin je haar zag graven naar een antwoord op de schijnbaar eenvoudige vraag: waarom lees je? ‘Als kind lees je vanuit een nieuwgierigheid naar de wereld. Je leest letters in de supermarkt, op straat, op een broodzak. Ik vind het troostrijk om nu via het lezen onder het wateroppervlak te duiken en de buitenwereld te dempen. Ik vlucht niet uit de wereld, maar probeer die door te lezen te vertragen.’

Astrid Haerens heeft zich bekwaamd in het woord. Ze behaalde een master in de woordkunst aan het Conservatorium van Antwerpen, doceert er nu het vak literaire analyse en debuteerde in 2017 met de roman Stadspanters. Vorig jaar volgde de bijzondere dichtbundel Oerhert, waarin ze in vijf delen, in lijfelijke, zintuigelijke taal laat zien hoe benauwend structuren (kunnen) zijn, en hoe die doorwerken in iemands leven. Van het gezin waarin je opgroeit, de school die je denken vormgeeft tot het door witte mannen gedomineerde narratief dat onze samenleving kenmerkt. Het leverde haar de Poëziedebuutprijs ’23 op en nominaties voor de Herman de Coninck- en de C. Buddingh’ prijs.

‘Ik heb een groot verlangen naar het voelen van taal, niet noodzakelijk naar het rationeel begrijpen van een tekst. Ik houd er niet van in een hokje geduwd te worden, boeken of films te worden getipt door een algoritme dat zogenaamd op mijn profiel aansluit. Liever zoek ik naar disruptie, naar teksten die me uitdagen. Dan kom ik al gauw uit bij De ontdekking van de wereld van Clarice Lispector of het literair werk van Chantal Akerman. Zij stellen zich kwetsbaar op in een bad van taal en laten je vooral voelen.’

“Ik houd er niet van in een hokje geduwd te worden en boeken of films te worden getipt door een algoritme dat zogenaamd op mijn profiel aansluit. Liever zoek ik naar disruptie.”

Roemenië

In Astrids charmante flat in Brussel liggen veel boeken op tafel. Het spectrum is breed: van Moderne Turkse Poëzie (samengesteld door Mehmet Emin Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin) en Uitgespaard zelfportret (het verzameld proza van Christine D’Haen) tot Citizen van Claudia Rankine (een mengeling van proza, poëzie en beeldessays over racisme in de Amerikaanse samenleving). ‘Mijn Leeswereld is vaak verbonden aan mijn werk, helaas. In de aanloop naar Oerhert las ik veel feministische non-fictie, net zoals ik nu Christine D’Haen lees om een tekst over haar te schrijven. Dat gebeurt niet tegen mijn zin, maar laat minder ruimte om vrijelijk te kiezen.

“Het is verfrissend om vertaalde poëzie te lezen uit Turkije of kortverhalen uit China. Zo stel je de eigen blik in vraag. Wij willen verhalen altijd snel begrijpen, snel het plot ontdekken en de boodschap vinden. In de Chinese kortverhalen die ik las, merkte ik hoe de personages amper worden uitgediept en dat de psychologie veel minder belangrijk is. ”

‘Als lesgever probeer ik de studenten uit te dagen door hen niet-westerse literatuur voor te schotelen. Evengoed is dat een uitdaging voor mezelf. Het is verfrissend om vertaalde poëzie te lezen uit Turkije of kortverhalen uit China. Zo stel je de eigen blik in vraag. Wij willen verhalen altijd snel begrijpen, snel het plot ontdekken en de boodschap vinden. In de Chinese kortverhalen die ik las, merkte ik hoe de personages amper worden uitgediept en dat de psychologie veel minder belangrijk is. Er schemert een pijn in door die niet beschreven wordt. Zo’n koude en harde tekst is een bizarre leeservaring. Je zoekt vruchteloos naar ingangen, maar beseft dat de typisch westerse opbouw van een tekst niet per se dé manier is om een verhaal te schrijven. Ik houd ook van Roemeense poëzie. In veel gedichten voel je de dictatoriale achtergrond van Roemenië, of zo interpreteer ik dat alleszins. Het werk van Ruxandra Cesereanu bijvoorbeeld is uitdagend. Ze zet schijnbaar onbegrijpelijke beelden naast elkaar en spreekt de lezer aan: doe er iets mee. Heel visceraal allemaal. Het is ook respectvol naar de lezer toe. Als alles te veel wordt uitgelegd voelt dat al snel belerend aan. Ik hoef niet alles te begrijpen van de Turkse of Roemeense verhalen. Dat is net het fijne van die teksten.’
 

Containers

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

‘Ik ben opgegroeid in Zwevegem (een West-Vlaamse gemeente nabij Kortrijk) in een gezin waar best wel een leescultuur heerste. Er was thuis aandacht voor schoonheid, niet vanuit een elitair standpunt, veeleer vanuit een eerbied voor zorgvuldigheid - voor bloemen, boeken, muziek en schilderijen - en een dankbaarheid voor het zorgzaam omspringen met wat is. We lazen allemaal veel, zowel mijn ouders, twee broers, zus als ikzelf, maar als iedereen met zijn hoofd in een boek zit is er soms minder ruimte voor een gesprek. Dan zoek je naar emoties in boeken, omdat je er zelf niet kan over praten. Een aantal zomers geleden was ik heel verdrietig en lag in bed met de boeken van Clarice Lispector om me heen. Dat bracht me troost, maar connecteren met anderen om de pijn te kunnen verwoorden, is evenzeer van belang. Mij is aangeleerd dat te zoeken in kunst. Maar goed, die droevige tijd ligt ver achter me.’

In Zwevegem was ik een vreemde eend in de bijt. Mooi dorp, mooie natuur, allemaal waar, maar ik voelde me soms wat opgesloten en wist geen blijf met mijn grote nieuwsgierigheid naar de wereld. Die eenzaamheid werd verzacht door de lerares Woord. In een klein containerklasje reikte ze ons poëzie aan, wat van onschatbare waarde voor me was. Jo Gisekin, Herman de Coninck, Hugo Claus, Leonard Nolanes, maar ook Wisława Szymborska: wat een verademing.’

“In Zwevegem was ik een vreemde eend in de bijt. Die eenzaamheid werd verzacht door de lerares Woord. In een klein containerklasje reikte ze ons poëzie aan, wat van onschatbare waarde voor me was.”

Burundi

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

Later, aan het Conservatorium, werden daar klassiekers aan toegevoegd. We lazen drie jaar lang liefdessonnetten van Pablo Neruda en ik voelde dat ik veeleer vanuit de tekst en vanuit de buik wilde vertrekken dan vanuit de achtergrond en de context van de schrijver. Ik begon aan een eigen ontdekkingstocht: ik woonde een jaar in Bujumbura (Burundi) en belandde in de literatuur via Teju Cole, Zadi Smith en Gaël Faye dus ook bij Clarice Lispector, Chantal Akerman enClaudia Rankine. Zij is echt een grande dame van de Amerikaanse literatuur. “Alle witte mensen moeten dit lezen”, dacht ik meteen. Er gaan zo’n kracht en inzicht uit van haar werk dat het alles overstijgt. Het is niet zomaar non-fictie, het is ook poëzie. Het ontheft de boodschap van het alledaagse en maakt die groter, mythisch, bijna muzikaal, zoals de ondertitel zegt: An American Lyric. Ik zag haar op het Poetry International Festival in Rotterdam. De zaal zat bomvol. Dat gaf me hoop. We denken vaak dat poëzie niet gelezen wordt, maar daar voelde ik zo’n grote honger naar gedichten -net zoals ik die bij mijn studenten voel- dat ik absoluut hoop koester voor de toekomst. Hoop dat het woord altijd belangrijk zal blijven.’



Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest