De leeswereld van Evelien Bosmans

'Lezen is denken met andermans hoofd', zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Evelien Bosmans, actrice.

door Matthias M.R. Declercq
© Michiel Devijver en Iedereen Leest

'Als ik kijk naar de kaft van Dat vreemde in mijn hoofd van Orhan Pamuk', zegt Evelien, die het boek vastneemt, dan komt er meteen een hele wereld tot leven. Dan zie ik zandpaden in Istanbul, oude huizen, bruggen, de zee, alles. Zo krachtig kan fictie zijn: een kaft en hop, naast de beschrijvingen van de stad, voel je zelfs de emoties van het hoofdpersonage.'

Misschien schieten er bij de naam 'Evelien Bosmans' ook beelden voor de geest, scènes uit Groeten uit Balen, Marina, Chaussée d’Amour en Dag Sinterklaas. Allemaal fictie, op beeld en op de planken, net zoals haar Leeswereld ook bevolkt wordt door verzonnen verhalen.

'Dat vreemde in mijn hoofd is exemplarisch’, zegt ze. ‘Het gaat over een kerel, Mevlut, die boza verkoopt op straat. Boza is een traditioneel Turks, yoghurtachtig drankje. Pamuk beschrijft het leven van Mevlut, ook zijn liefdesleven, en toont hoe mensen op de duur geen boza meer nodig hebben, waardoor hij armer en armer wordt, worstelt met het leven, met zijn gedachten, enz. Naast het veranderende leven van Mevlut zie je ook de veranderende stad Istanbul, want het boek is uitgestrekt over veertig jaar tijd. Zelf ben ik nog nooit in die stad geweest, maar dankzij Pamuk heb ik er in gedachten door de straten gelopen. Idem voor Soedan, dankzij de hartverscheurende, maar wel epische roman van Dave Eggers over Valentino Achak Deng (Wat is de wat), de Soedanese vluchteling die zoveel leed overkwam, heb ik een beter beeld van dat land. Anders dan Dat vreemde in mijn hoofd is het boek van Eggers toegankelijker geschreven, het is als suiker, je wil steeds meer lezen, maar het verhaal is wreed. Het is een kunst om het toch zo vlot leesbaar neer te schrijven.
Een nog betere leeservaring is een boek dat zich afspeelt op de plek waar je je tijdens het lezen zelf bevindt. Dat overkwam me met Just Kids (van Patti Smith) in New York, waarin Smith over het Chelsea Hotel schrijft. Fan-tas-tisch.'

Wegkijken

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Ik houd bij lezen meer van de taal en de sfeerschepping, dan van het plot. Het metaforische is belangrijker dan het werkelijke. Bij Het smelt van Lize Spit weet je op een gegeven moment dat er iets vreselijks zit aan te komen. Eens daarbij aangekomen, sla ik de pagina snel om. Het effectieve plot, dat vaak de afgrijselijke, soms walgelijke en vaak ook sensationele aard van de mens beschrijft, ligt mij niet. Idem bij films. Ik heb al een pak rollen gespeeld waarvan ik de film of de aflevering nooit zelf heb bekeken. Heel vaak kijk ik weg als het moment zich aandient. Daarom houd ik van boeken waarin personages praten in een soort subtekst, in dubbelzinnige bewoordingen. De kunst van een goed boek zit voor mij in wat niet geschreven wordt. Denk Oerhert van Astrid Haerens en aan Gloed van Sándor Márai (over twee oude mannen bij het haardvuur, die in één avond, één nacht, een oude passie en vriendschap overschouwen, zonder echt veel te zeggen.) Gloed is pure filosofie.’

“Ik houd van boeken waarin personages praten in een soort subtekst, in dubbelzinnige bewoordingen. De kunst van een goed boek zit voor mij in wat niet geschreven wordt.”

Kartonnen dozen

‘In Mol, waar ik ben opgegroeid, sliep ik thuis in één bed met mijn zus, en las moeder ’s avonds voor. Thuis waren er best wel wat boeken, ook uit de bib. Later, als tiener, verbleef ik op een avond bij mijn oom en zijn vriend. Tussen een stapel mannenmagazines, waarin ik euh, schrok van de prentjes (lacht), vond ik ook Kartonnen dozen van Tom Lanoye. Ik begon te lezen en voelde een enorme prikkeling als jong meisje. Het was de ontdekking van mijn seksualiteit, door de ogen van een jongetje. Als cisgender meisje was dat een onvergetelijke, tintelende ervaring. En zo ongelofelijk mooi geschreven. Later was mijn oom verveeld dat ik meer dan alleen Kartonnen dozen had gevonden. Hij voelde zich wat ongemakkelijk. (lacht)

Zelfhulp

“Tot voor kort las ik zelden of nooit non-fictie. Ik associeerde dat genre met geschiedenis en zelfhulpboeken. Het hebben van een zoon heeft me alsnog richting die afdeling geleid. En daar ben ik best blij om.”

'Tot voor kort las ik zelden of nooit non-fictie. Ik associeerde dat genre met geschiedenis en zelfhulpboeken. Het hebben van een zoon heeft me alsnog richting die afdeling geleid. En daar ben ik best blij om. Je kan op YouTube kijken naar een TED Talk van een pedagoge, maar dan ben je snel afgeleid door details, zoals de jurk of de haarband van de spreker. Wat heeft die nu in haar haar? Boeken als Liefdevolle begrenzing (van Loïs Eijgenraam) en vooral De taal van huilen (van Aletha J. Solter) hebben me veel bijgebracht over baby’s en opvoeden. Te weten dat als je kind huilt, je doet wat je ouders vroeger ook deden, zoals wiegen en eten geven. Het lezen van De taal van huilen heeft me de betekenis van wenen doen inzien. Dat boek keert de gedachtegang van vorige generaties om, en wil baby’s net bewust laten uithuilen, op specifieke momenten waarin het kind in volle verbinding is met de ouders. Ze leren om via het huilen hun prikkels en emoties te verwerken, want erover praten lukt nog niet.'

'Je wil als ouder onderbouwde beslissingen nemen, omdat je beseft hoe groot het belang is, beseft dat iedere beslissing consequenties heeft. Toegegeven, de kaften van die boeken zijn afschuwelijk lelijk (lacht), maar het is goed werk: op een heldere manier leer je bij over je eigen kind. Mijn leven wordt op dat vlak weerspiegeld in de boeken die ik lees. Misschien komen er nog zo’n boeken op mijn pad, maar één ding is zeker: de fictie zal nooit verdwijnen.'

© Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest