De leeswereld van Mohamed Ouaamari

Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Mohamed Ouaamari, columnist.

door Matthias M.R. Declercq
©Michiel Devijver en Iedereen Leest
©Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Het is toch waar? Of vind je van niet?’ Mohamed Ouaamari vindt de mens een triest en bijwijlen ook belachelijk wezen. Hij moet erom lachen: ‘Ik houd van (zelf)spot en bijtende humor. Van het idee dat de mens zich onnozel gedraagt, en bij uitbreiding de hele wereld.’ Een nihilist is hij niet, Mohamed Ouaamari, wel een columnist, die eerder al publiceerde in De Morgen en De Standaard, en in 2020 debuteerde met het boeiende Groetjes uit Vlaanderen, waarin hij zijn opgroeien beschrijft in een tijd van zwarte zondagen en Syriëstrijders. Humor lijkt een manier van overleven voor Ouaamari, van relativeren ook, een manier om toch weg te komen met scherpe standpunten over lastige thema’s. Hij kan een probleem ernstig dissecteren, als was het een dood konijn, kan aanwijzen waar het maatschappelijk fout loopt, maar zelden laat hij het daarbij. Vaak schiet hij er nog een gifpijl achteraan om, welja, de zinloosheid van alles te benadrukken.

Die melange van ernst en humor zet hem in het wiel van de man die zijn Leeswereld verbeeldt: Willem Elsschot. ‘Dat is de meester zelve’, zegt Mohamed. ‘Een vijftal jaar geleden, toen ik amper nog aan het lezen van boeken toekwam, maar vooral kranten en magazines las, tipte een eindredacteur van De Afspraak, het Canvas-programma waar ik toen voor werkte, me het oeuvre van Elsschot. Zij wist dat ik intussen zelf schreef, vooral blogberichten, en moedigde me aan om opnieuw boeken te lezen. Het Dwaallicht is mijn absolute lievelingsverhaal en heeft alles wat me aantrekt in literatuur: het is toegankelijk, inhoudelijk sterk, zet aan tot reflectie en is gebaseerd op de werkelijke wereld. En het is vaak humoristisch, heel belangrijk. Het is mijn oerboek.’

“'Het Dwaallicht' heeft alles wat me aantrekt in literatuur: het is toegankelijk, zet aan tot reflectie, is gebaseerd op de werkelijke wereld, en het is vaak humoristisch. Het is mijn oerboek.”

Antwerpen

©Michiel Devijver en Iedereen Leest

In Het Dwaallicht gaat Elsschots befaamde alter ego Frans Laarmans met drie Afghaanse matrozen op zoek naar Maria Van Dam, een zakkennaaister die eerder die dag grote indruk op hen heeft gemaakt. Dat lukt niet. Maria woont niet op het door haar opgegeven adres. Het kwartet dwaalt door de stad en eindigt in een grauw hotel, waar ze in de bar jenever dan wel water drinken, en praten over al wat leeft op dat ogenblik. Van micro tot macro, van liefde en trouwen tot communisten en Christus. ‘Ik hoef geen metafysische beschrijvingen’, zegt Mohamed. ‘Liever de rechttoe rechtaan-stijl van Elsschot. Je moet niet blasé doen om grote literatuur te produceren. Het Dwaallicht is zo symbolisch. De drie buitenlanders die aanmeren in Antwerpen, de drie wijzen die zoeken naar Maria: de roman kan zich evengoed afspelen in 2022. Eén zin springt er voor mij bovenuit:

Zo ben ik dan eindelijk de baan eens op met mensen die volkomen verschillen van de volksgenoten met wie ik gedoemd ben al mijn dagen te slijten, althans met mensen van een andere kleur, die anders lopen, anders groeten en lachen, misschien ook anders haten en beminnen, die in ieder geval van onze beroemdste medeburgers nooit hebben gehoord en voor wie onze vorsten en heiligen absoluut niet in tel zijn, dus zeer waarschijnlijk mensen naar mijn hart.’

Chemie

“Achteraf bekeken stond lezen als kind voor vluchten. Klapte ik een stripverhaal open, dan moest ik niet denken aan de moeilijke scheiding van mijn ouders en kon ik me uitleven in een fantasiewereld.”

‘Ik ben blij opnieuw aan lezen toe te komen. Zeker als je weet dat boeken heel belangrijk waren in mijn jeugd. Wat kon ik thuis anders doen, op ons appartementje, met mijn gescheiden moeder en zus? We leefden een tijd in armoede. Moeder werkte keihard, had amper tijd om de boel draaiende te houden, dus waren mijn zus en ik enigszins op elkaar aangewezen. De bibliotheek was de gedroomde uitweg. Achteraf bekeken stond lezen toen voor vluchten, denk ik. Klapte ik een stripverhaal open, dan moest ik niet denken aan de moeilijke scheiding van mijn ouders en kon ik me uitleven in een fantasiewereld. Strips zetten mij ook aan tot lezen. Ze lieten me reizen vanuit het appartement.’

In Groetjes uit Vlaanderen, het boek van Ouaamari klinkt dat zo:

‘De school richtte boekenclubs in, witte ouders van de ‘moedige’ 1 procent kwamen boekjes voorlezen in de klas en de plaatselijke bibliotheek was ingebed in het schoolgebouw. Dat vond ik fantastisch.
We hadden thuis geen geld voor boeken noch boekenkast, dus leende ik altijd het maximum aantal boeken en strips uit die bibliotheek. Grijpen wat er te grijpen viel, want thuis had ik naast huiswerk maken of tekenen toch niets anders te doen dan lezen. We hadden nog geen televisie en buitenspelen was geen optie in de drukke wijk. Voor enkele Belgische franken per jaar kreeg je een bibliotheekkaart die dienstdeed als sleutel tot een gigantische schatkamer. Op de Wereldschool heb ik lezen leren appreciëren.’

©Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Hoe ouder ik werd’, zegt Mohamed,  ‘hoe minder ik las. Taal werd iets heel praktisch, iets voor sollicitaties en cv’s. Ik studeerde chemie, ook al om praktische redenen. Wilde ik niet in armoede verzeilen, dan moest ik een stabiele job hebben. En waar vind je financiële zekerheid in Antwerpen? In de haven, in de chemische industrie. Die rationele keuze was gestoeld op de ervaringen van familieleden. Ik zag ook wel dat de welgestelden in de haven werkten. Nu doe ik niks met chemie, schrijf zelf en lees veel Nederlandstalige klassiekers. Naast Elsschot is dat ook werk van Tom Lanoye. Evengoed lees ik non-fictie, maar omdat ik zo gericht lees, houd ik het daarbij voornamelijk op kranten en tijdschriften. Het is de fictie die nu bovendrijft, een beetje zoals vroeger: het gaat me om het plezier.’

‘Ik was ook altijd op zoek naar de waarheid. Ik ben erg nieuwsgierig van aard en kon mij uren verliezen in Wikipedia rabbitholes, het eindeloos doorploegen van onderwerpen en personen op de digitale encyclopedie. Zo begon ik ooit bij de pagina van Al Capone om dan te eindigen bij de Amerikaanse Burgeroorlog. Zo’n rabbithole staat garant voor uren leesplezier en een schat aan trivia om jezelf interessant te maken bij iedereen die het wil aanhoren.’

Lui

“Altijd komt het neer op de zinloosheid van het bestaan. Had ik al gezegd dat dat me aantrekt? Mannen die de hele dag slapen uit overtuiging: prachtig toch?”

De hernieuwde leesdrift bracht Mohamed Ouaamari niet enkel op het pad van Nederlandstalige auteurs. De Antwerpenaar met Marokkaanse grootouders houdt ook van Kamel Daoud (die Moussa, of de dood van een Arabier schreef, een filosofische tegenhanger van De vreemdeling van Camus) en van Albert Cossery, de Egyptische Fransman, ook wel de ‘Voltaire van de Nijl’ genoemd. ‘De trotse bedelaars van Cossery doet me denken aan Elsschot. Het is tegendraadse literatuur, gaat in dit geval over mensen die neerkijken op werk en de bourgeoisie, en overtuigd kiezen voor een leven als bedelaar. Tot er een moord gepleegd wordt op een prostituee, een politiechef hen ondervraagt en zo in de ban geraakt van hun ideologie. Altijd komt het neer op de zinloosheid van het bestaan. Had ik al gezegd dat dat me aantrekt? (lacht) Mannen die de hele dag slapen uit overtuiging: prachtig toch? Op een gegeven moment zegt er eentje: “Ik droom ervan om te werken in een fabriek”, waarop hij van antwoord wordt gediend: “Gaan werken? Ben jij op je kop gevallen? Levensgevaarlijk. Blijf gewoon thuis, en slaap.”’

©Michiel Devijver en Iedereen Leest


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest