Bewegingstips bij prentenboeken

In de zetel, op een bureaustoel, in de bus en in de klas: we zitten bijna de hele dag en dat begint al van kinds af. Nochtans is het zo goed voor onze fysieke en mentale gezondheid om te bewegen. Met het Jeugdboekenmaand-thema ‘Sport & Spel’ lichten we daarom manieren uit om actiever door het leven te gaan. Zo kunnen er veel bewegingsoefeningen verwerkt worden in de les.

door Maya Toebat
© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Hoe meer boeken aan bod komen in de les, hoe beter. En dat hoeft niet noodzakelijk op een stoel te gebeuren. ‘Je kan de prentenboeken die voorgelezen worden, laten verder leven in de lessen lichamelijke opvoeding’, zegt Gert Muylle van Howest. ‘Omgekeerd is een beweegmoment een goede ondersteuning van de taalles.’ Gert doet onderzoek naar beweegvriendelijk lesgeven met als doel om kinderen van hun stoel te krijgen. ‘Uit cijfers blijkt dat maar 1 op 3 kleuters genoeg beweegt tijdens een schooldag’, benadrukt hij. ‘Onze onderzoeksgroep wil leraren helpen om minder sedentaire activiteiten te creëren rond taal en boeken. En hen tonen dat het een win win is, want ook de talige vaardigheden worden erdoor versterkt.’

“Je kan de prentenboeken die voorgelezen worden, laten verder leven in de lessen lichamelijke opvoeding. Omgekeerd is een beweegmoment een goede ondersteuning van de taalles.”

Nieuwe woorden begrijpen en beleven

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Hij heeft het daarbij over embodied learning, waarbij de leerlingen een rechtstreekse link leggen tussen de beweging en de inhoud van het verhaal, de woordenschat en de rollen van de personages. ‘Door zelf te bewegen, zullen ze zich die aspecten van het boek meer eigen maken en ze langer onthouden.’ Door de leerlingen te laten bewegen, verwerken ze dus de woordenschat. Dat kunnen basisbegrippen zijn, maar beweging kan de woordenschat ook verrijken. ‘Zo worden in de De Gruffalo woorden gebruikt die kleuters niet snel zelf in de mond nemen, maar door het verhaal bewegend uit te voeren, nemen ze de woordenschat aan. Zeker als ze niet alleen opdrachten uitvoeren, maar de begeleider ook onderzoekende vragen stelt, waardoor de kinderen de woordenschat leren gebruiken en benoemen.’

“Door abstracte begrippen en gevoelens fysiek te beleven, worden ze heel concreet.”

‘Bewegingen helpen ook om moeilijke begrippen uit te leggen’, gaat Gert verder. ‘De Gruffalo gaat over een dier dat van iedereen bang zou moeten zijn, maar door zijn grote mond zijn de andere dieren juist bang van hem. Door de kinderen al spelend in een hol te laten zitten en te laten vluchten, wordt de essentie van het verhaal begrijpbaar. Door abstracte begrippen en gevoelens fysiek te beleven, worden ze heel concreet.’ Bovendien leren de kinderen uit de bewegingen van de anderen. ‘Als ze een woord niet kennen, maar zien welke beweging hun klasgenoten maken, helpt dat om de betekenis te vatten.’

Welke boeken?

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Je kan veel boeken uitbeelden, maar vooral actieve verhalen werken goed. ‘Daarmee bedoelen we dat er al beweging in het verhaal zit. Het boek bevat een dynamische verhaallijn, waarbij de personages zich bijvoorbeeld verplaatsen, iets mispeuteren of er een spanning met een tegenstander is.’

‘Je kan die boeken op verschillende manieren omzetten in beweging. Meestal begint het bij voorlezen in de klas, maar daarna kan er een gezamenlijke activiteit volgen of je laat het boek verder leven in hoekenwerk of in de les Lichamelijke Opvoeding. Het thema van het beweegmoment is iedere keer hetzelfde, maar afhankelijk van het doel leg je andere accenten: op de taal (bv. door vragen te stellen over de woorden en prenten) of de beweging (dan ga je sneller over het verhaal heen en begin je met bewegingsopdrachten door de woorden te imiteren, te dramatiseren…). Als een boek op verschillende manieren aan bod komt, blijft het veel beter hangen.’

(Het artikel gaat verder onder de afbeelding.)

© Michiel Devijver en Iedereen Leest

Aan de slag: enkele voorbeelden

De Gruffalo, Julia Donaldson, Axel Scheffler (ill.)

Een klassieker waarbij een muis het sterkste dier van het bos lijkt te zijn. Bouw de turnzaal met grote toestellen om tot een bos waarin de kinderen kunnen klimmen, zich verstoppen… of ga naar een buitenomgeving met natuurlijke hindernissen. De kinderen starten als een muis in een holletje (hoepel, matje). Lees het verhaal voor, waarbij de kinderen zich telkens voortbewegen zoals het dier dat genoemd wordt. Maar als de Gruffalo benoemd wordt, moeten ze zo snel mogelijk terug naar hun hol. Bovendien worden er minder en minder hoepels gelegd: wie niet meer kan schuilen in het hol, wordt een boom in het bos. Via dit spel leren de kinderen om de dieren uit te beelden, verbeteren ze hun reactiesnelheid en leren ze goed te luisteren om de verschillende dieren te herkennen.

Tellen met de kleine kat, Viviane Schwarz

Een kat wil met bollen wol spelen. Hij wil ze allemaal, maar lukt dit wel? Verzamel allerlei soorten ballen: basketballen, knikkers, hockeyballetjes, zitbal… en laat de kinderen dobbelen met een dobbelsteen, waarop de prenten van het boek staan. Afhankelijk van wat ze dobbelen (1 bal, 2, 3, zoveel als ik kan dragen…) brengen ze het aantal ballen naar de mand van de kat op het einde van de turnzaal. Ze doen dit telkens op een andere manier: rollen, dribbelen, trappen, met het hoofd, met een hockeystick… Als alle ballen aan de overkant zijn, ruimen ze op door het spel in de omgekeerde richting te herhalen. Dankzij de bewegingen leren de kinderen tellen, getallenbeelden te herkennen en te balanceren, springen en sluipen.

Jip & Janneke: Siep op de kast, Annie M.G. Schmidt, Fiep Westendorp (ill.)

Siep zit op de kast en durft er niet af. Jip en Janneke bouwen een toren van tafels en stoelen om de poes naar beneden te halen. Hang pictogrammen van Siep op verschillende hoogtes op. In het midden van de ruimte ligt een grote stapel dozen van allerlei formaten. In groepjes van twee of drie stapelen de kinderen de dozen tot bij Siep. Lukt dit, dan mogen ze Siep meenemen. Ze leren zo om samen te werken en probleemoplossend te denken.

Alfabet, Charlotte Dematons

In dit prentenboek staat op elke prent één letter. Laat de leerlingen in de schoolomgeving op zoek gaan naar voorwerpen of eigenschappen die met een specifieke letter beginnen. Ze schrijven de letter met stoepkrijt op deze plaats. Ondertussen moeten ze opletten voor de letterdief: wie aangetikt wordt, moet drie rijmwoorden verzinnen bij het uitgekozen woord. Nadien ga je met de klas op stap en raden de klasgenoten bij elke letter naar welk woord het zou kunnen verwijzen. Blijkt dat dit niet altijd hetzelfde woord is. Een fantasierijk beweegmoment waarbij de leerlingen overal letters ontdekken in hun omgeving.

Meer info over bewegen binnen klascontext en vormingen op maat op Vitalschools.be



Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest