Het voorleesklimaat in de kinderopvang onderzocht
Vroeg beginnen met voorlezen vormt de basis voor een leven lang graag en goed lezen. Naast ouders is er een belangrijke rol weggelegd voor kinderbegeleiders. Hoe krijgt het voorleesklimaat in de kinderopvang nu precies vorm? Onderzoek uit Vlaanderen en Nederland bevestigt dat kinderbegeleiders veel voorlezen maar graag meer ondersteuning krijgen rond taalverschillen of ouderbetrokkenheid.
De voorschoolse leeftijd biedt kleine kinderen grote kansen op vlak van ontwikkeling. Een eerste kennismaking met boeken is mogelijk met een kwalitatief voorleesklimaat. Onderzoekresultaten uit zowel Vlaanderen als Nederland geven een inkijk op het voorleesklimaat van kinderdagverblijven. Omdat de kinderopvang in Nederland en Vlaanderen anders wordt georganiseerd, bespreekt dit artikel eerst de Vlaamse situatie om vervolgens over de grens heen te kijken.
VLAANDEREN
Tijdens een onderzoeksstage brachten Iedereen Leest en UGent in 2016 het voorleesbeleid en de –praktijk van Vlaamse kinderdagverblijven in kaart. Omwille van verschillende contexten werden enkel professionals uit de groepsopvang bevraagd en niet uit de gezinsopvang (onthaalouders). Meer dan 500 groepsopvanglocaties uit alle provincies namen deel aan het online onderzoek.
Voorleesmomenten
In Vlaanderen leest de kinderopvang massaal voor: 95% leest voor uit prentenboeken en kijkt samen met kinderen in boeken. Net iets minder dan de helft praat ook over de boeken met de kinderen. Een kwart leest elke dag voor, 48% houdt zelfs meerdere voorleesmomenten per dag. Overal wordt er aan peuters voorgelezen, en bij 7 op de 10 kinderdagverblijven kunnen ook baby’s genieten van voorleesmomenten. Meer dan 90% leest enkel voor in het Nederlands, terwijl er in 8 op 10 kinderdagverblijven kinderen zijn met een andere moedertaal dan het Nederlands zijn.
Collecties in de kinderopvang
Het boekenaanbod in Vlaamse kinderdagverblijven is ook niet min: 85% heeft minstens 21 boeken, bij ongeveer de helft bestaat de collectie uit meer dan 41 boeken. Iets meer dan 7% beschikt over boeken in andere talen dan het Nederlands en een kwart heeft ook kamishibai-vertelplaten in huis. De collecties blijken echter niet altijd even toegankelijk voor baby’s en peuters: bijna 70% geeft aan dat de boeken in een aparte kast staan waar enkel begeleiders boeken kunnen uitnemen.
Een voorleesbeleid
Bij de helft van de Vlaamse kinderdagverblijven krijgt voorlezen een plaats in het pedagogische beleid, maar bij ongeveer 55% is er geen samenwerking met de bibliotheek en volgen de pedagogisch medewerkers geen vormingen rond voorlezen. Vlaamse professionals wensen voornamelijk nog verdere ondersteuning over hoe je kan voorlezen en over voorlezen aan meertalige kinderen.
“Vlaamse professionals in de kinderopvang wensen voornamelijk nog verdere ondersteuning over hoe je kan voorlezen en over voorlezen aan meertalige kinderen.”
Meer vormingen en samenwerkingen met de bib
Het onderzoek legde de vinger op twee wonden: zowel bij het vormingsaanbod als in de samenwerking met de openbare bibliotheek ligt nog veel potentieel voor kinderdagverblijven om te investeren in een duurzaam en kwaliteitsvol voorleesklimaat. Vanuit het Boekstart-programma startte Iedereen Leest enkele nieuwe vormingen rond o.a. interactief voorlezen aan baby’s en peuters met een handleiding voor leerkrachten en leerlingen van de opleiding Verzorging en Kinderzorg.
De samenwerking tussen kinderopvang en de bibliotheek krijgt dan weer een sterke focus in het traject ‘Inspirerende leesomgeving in de kinderopvang’ dat startte in februari 2020. Het traject – een initiatief van Iedereen Leest en Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) – wil bibliotheken en kinderopvanginitiatieven van dezelfde gemeenten dichter bij mekaar brengen en hun partnerschap rond (voor)lezen versterken.
NEDERLAND
De kinderopvang in Nederland wordt iets anders georganiseerd: professionals krijgen een andere opleiding, en kinderen kunnen tot 4 jaar naar de opvang gaan. Stichting Lezen Nederland brengt om de vier jaar het voorleesbeleid en –praktijk van Nederlandse kinderopvanginstellingen in kaart. Recent leverde dat een nieuwe stand van zaken op, gebaseerd op respons van zowel verantwoordelijken (of coördinatoren) als van pedagogisch medewerkers uit kinderdagverblijven.
Een voorleesbeleid
Bij de helft van de Nederlandse kinderopvanginstellingen is er geen aandacht voor voorlezen in hun beleidsplannen. Bij 75% ontbreekt het ook aan een specifiek plan rond voorlezen. Als voorlezen een plek krijgt in het beleid, is het vaak om specifieke voorleesmomenten in te bouwen of om rond thema’s te werken via boekjes voor baby’s en peuters. Het belang van voorlezen krijgt best een plaats in het algemene beleid van kinderdagverblijven. Dat helpt om voorlezen als een belangrijk middel in te zetten om de allerjongsten al vroeg vertrouwd te maken met boeken en verhalen. Bovendien stimuleert het hun taalontwikkeling.
Collecties in de kinderopvang
De meeste Nederlandse kinderopvangcentra hebben gemiddeld tot maximaal 20 babyboekjes in hun collectie. De collectie voor peuters is vaak groter, tot een gemiddelde van 40 prentenboeken. Volgens de respondenten zijn die collecties ook divers qua leeftijd (0 tot 4 jaar), behandelen ze verschillende thema’s en is er ook voldoende verschil in taalniveaus. Digitale prentenboeken zijn er minder aanwezig – experten raden ook aan de digitale schermtijd te beperken voor deze jonge leeftijd.
In bijna alle kinderdagverblijven staan de boekjes op ooghoogte van de kinderen. Zo kunnen baby’s en peuters zelf naar boekjes grijpen, en dat is belangrijk om hun interesse en betrokkenheid met boeken en verhalen sterker te maken. Een derde van de Nederlandse verantwoordelijken deelt hun collecties ook met andere kinderopvangcentra. Een dergelijk roulatiesysteem zorgt dat er veel afwisseling is in de verhalen en dat niet alle centra apart een grote collectie moeten aanleggen. Gemiddeld is er jaarlijks iets minder dan €250 beschikbaar voor boeken in elk Nederlands kinderdagverblijf. Nieuwe boeken worden door de grote helft van de verantwoordelijken meerdere keren per jaar aangekocht.
Voorlezen als ritueel
Zowel verantwoordelijken als pedagogische medewerkers vinden regelmatig voorlezen belangrijk. Hun drie voornaamste redenen om voor te lezen zijn taalstimulering, een rustmoment creëren en kinderen leesplezier bezorgen. Als kinderen ouder worden (2 tot 4 jaar), zijn er iets meer voorleesmomenten dan rond de leeftijd van 0 tot 2 jaar. Van voorlezen een dagelijkse routine maken, helpt om structuur te brengen en toont de allerjongsten al dat boeken en verhalen ontspannend zijn. Een voorleesmoment duurt gemiddeld elf minuten, meer dan 75% van de pedagogisch medewerkers bereidt die momenten ook voor: ze lezen zelf eerst de boekjes of zoeken naar geschikte materialen om te gebruiken tijdens het voorlezen. Veel pedagogische medewerkers stellen ook vragen aan de baby’s en peuters om zoveel mogelijk interactie te hebben tijdens het voorlezen, of ze spelen met poppen en knuffels het verhaal na, samen met de peuters.
Meertaligheid
Om meertalige baby’s en kleuters nog beter te ondersteunen, wijzen pedagogisch medewerkers vaak zaken aan tijdens het voorlezen, benoemen ze wat ze zien in het boek en herhalen dit. Bij de helft wordt in kleinere groepjes voorgelezen. In vergelijking met de vorige meting uit 2016 organiseren pedagogische medewerkers nu meer alternatieve taalactiviteiten zoals woordspelletjes of liedjes zingen om meertalige kinderen te ondersteunen. 8% vraagt ouders om in hun eigen taal voor te lezen. Of de pedagogische medewerkers zelf verschillende talen gebruiken tijdens het voorlezen, of dat hun collecties ook boeken in andere talen bevatten, wordt niet nader uitgeklaard in het onderzoek.
Samenwerking met de bib
Driekwart van de betrokken kinderopvanginitiatieven werkt samen met de openbare bibliotheek: ze lenen er regelmatig boeken of bezoeken de bib met kinderen. Sommigen organiseren ook samen met de bib ouderactiviteiten rond voorlezen, of gebruiken de thema- en wisselcollecties van de bib. Als er geen samenwerking bestaat met de bibliotheek, klinkt het bij de pedagogisch medewerkers dat zij zelf boeken kopen voor hun kinderdagverblijf of dat ze al beschikken over een ruime collectie. De helft van de respondenten zegt wel dat ze ouders wijzen op de dienstverlening van de openbare bibliotheek.
Verdere professionalisering
Ruim de helft van de ondervraagde pedagogische medewerkers volgde nog geen opleiding rond voorlezen of taalstimulering. Zij die wel deelnamen aan een dergelijke vorming, geven aan dat de opleiding vaak ‘interactief voorlezen’ als thema heeft en werd aangeboden via de bibliotheek of als interne vorming voor het team. 68% vindt het niet evident om ouders meer te betrekken en te stimuleren om thuis voor te lezen. Ouderbetrokkenheid is dan ook meteen het thema waar pedagogisch medewerkers zich liefst verder ondersteund in zien, gevolgd door gerichte ondersteuning bij taalverschillen.
De Voorleesweek staat in 2020 in teken van ouderbetrokkenheid. Alle informatie vanaf half augustus op www.voorleesweek.be.
Lees ook
Deel dit artikel: